[21]
Van tijd tot tijd, en zo menigvuldig Borselen of Jacoba zich aan de achterdochtige oogen van het Hof konden onttrekken, sleeten zij in het genot van de tederste en aangenaamste Huwelijksliefde, die zelfs iets van dat sluiksche behieldt, waarop de min eenigermaate gesteld schijnt, hunne dagen, en dit Lied drukte de genoegens van van Borselen op het kragtigste uit.
Dat schitterende Goudtresooren
Het oog des stervelings bekooren,
Dat kroonenglans het stoutste hart verover',
En dat de schoon geschubde slang
Van Wellust door Sireenenzang
Den kloeksten geest betover'.
Het reine Huwlijks heilgeneugt,
Warsch van die dartle tovertoonen
Grijpt na geen goud, hijgt na geen kroonen,
Maar Nectardrank van Hemelvreugd
Schenkt ze in de schaal van 't menschlijk leeven,
Jaa lieve Gade! ik proef dat zoet,
Dien nectargeur in overvloed,
Als onze liefde in aart, in kragt, in deugd verheven,
Ons aan elkanders hart, weldaadig gloeijen doet.