die zo veel edelheid van character met zulke mannelijke deugden, daartoe door het noodlot opgeroepen, weet te paaren, moet voor een' Edelman, een der aangenaamste gezelschappen opleveren, al hadt zij voorheen een heir tegen hem aangevoerd. - Een groot man Mevrouw!
Jacoba.
Althans, een groot hoveling; de Bije!
Schoon Jacoba, voor de dagelijksche loftuitingen van het Hof reeds door de gewoonte doof geworden, dezelve met onoplettendheid bejegende, ten ware dat zij uit den mond van een haarer vertrouwste vrienden voortkwamen, drong dit gezegde van van Borselen haar door tot in het harte. Zij was overtuigd van de waarheid zijns gezegde, en hoorde haare zielshoedanigheden, afgescheiden van haare lichaamlijke bevalligheden prijzen, en dat door een' man, dien zij zich als haar vijand moest voorstellen. Geen wonder zeker, dat zij na het oogenblik haakte, waarop zij den Stadhouder zou ontmoeten, terwijl zij tusschen beide voor dat oogenblik beefde. Maar zodanig hieldt haar het denkbeeld bezig, dat hij ingenomen was met het mondgesprek, dat zij zeldzaamer aan de waare reden van zijne komst dacht.