En als die doek vol was, moesten we dat in een zak gooien. Als de zak vol was, dan ging dat naar de fabriek. En in de fabriek zou men elke dag wegen, hoeveel koffie we geplukt hadden. Als wij vijftig kg geplukt hadden, dan kregen we dertig cent. Als wij honderd kg geplukt hadden, dan kregen we zestig cent. In de fabriek werd het gewogen door de skriviman (klerk), maar die was niet altijd eerlijk. Soms plukten we vijftig kg, dan schreef hij dertig kg. Soms plukten wij zeventig kg, dan schreef hij vijftig kg. Maar wij waren dom, wij konden dat niet kontroleren. Dus we moesten aannemen wat hij ons gaf. Zo pinaarden wij maar op plantage. Na een tijdje werden we naar het bos gestuurd. Ik kreeg een bijl en een houwer. En daarmee moesten we bos gaan openkappen. Nou, ik vond het niet meer erg, want mi ben gwenti keba.
Ik was er al aan gewoon. Vol goede moed gingen we het bos in en daar kapten we met de bijl de grote bomen om. En elke dag, aan het eind van de dag, kwam de skriviman meten. Voor een ketting kregen we dan f. 1,50. Als er heel grote bomen waren, kregen we soms vijf cent, soms tien cent baksies. Maar als het kapoeweri was, kleine struiken, dan kregen we maar ƒ. 1,25. Elke dag weer moesten we heel hard werken. Soms deden we twee dagen, soms zelfs drie dagen over een ketting.
In India had men ons gezegd dat we allemaal veel geld zouden hebben, dat we met veel geld zouden terugkeren, maar die man die ons dat vertelde, heeft ons voor de gek gehouden. Hij is een bedrieger. Soms waren we moedeloos en wilden we ermee stoppen. Maar dat kon niet, want we hadden een kontrakt gesloten voor vijf jaar. En... waar zouden we naar toe moeten? Wie zou dan voor ons de reis terug betalen?
Wanneer iemand een keertje kwaad deed, werd hij direkt naar de gevangenis gestuurd. Dat was al eens gebeurd met een van mijn vrienden, die de direkteur had uitgescholden. Ik wilde niet naar de gevangenis gaan, daarom werkte ik elke dag heel hard.
En al zei de basja lelijke dingen tegen me, ik hield mijn mond. Elke dag was het dus bos kappen, branden, opruimen; bakove planten, bananen planten, kassave planten. En als de bakove groeide en bossen kreeg, dan werden die allemaal met grote boten verzonden naar andere landen, naar Holland, naar Rotterdam.
Maar, stilletjes kapten wij soms een bos bakove en gingen dat bewaren. Wanneer de basja niet in de buurt was, gingen we bakove eten. En dat deden we ook met kassave. Stilletjes trokken we een beetje kassave en gingen dat ook bewaren. En als het twaalf uur was, tijd om te schaften, dan gingen we kassave roosteren. Maar de basja mocht het niet weten, en als de direkteur dat zou horen, zou hij ons in de gevangenis zetten. Daarom bleven altijd twee of drie personen de wacht houden.
En als toevallig de basja in de buurt kwam, dan moesten die wachters fluiten.
Dan maakten we gauw het vuur uit, en bewaarden we de kassave. Zo hadden we elke dag een beetje kassave te eten. Elke dag een beetje bakove. En, Gado jepi oenoe, er waren veel kwi kwi's en walapa's in de kanalen achterop. Die vingen we en kookten daarmee elke dag peprewatra. En elke dag smulden we weer van deze lekkere soep met vis en kassave. Maar, wij wisten niet dat er bittere en zoete kassave waren. Dus soms trokken we bittere kassave en zaten die op te eten.
En we vonden het ook lekker.