18. Achtste oefeningsavond
‘We worden almaar knapper,’ zegt Oom lachend, ‘en dat is maar goed, want wat we nu nog krijgen, is moeilijker dan alles wat we gehad hebben.
Nu gaan we eens kijken hoe het eindspel verloopt, als wit nog koning en zijn twee lopers heeft.’
‘Heeft hij altijd twee lopers nodig om te winnen?’ vraagt Vader.
‘Ja, met één loper of met één paard kan hij niets uitvoeren. Dan is de partij remise. Zelfs al had hij twee paarden, dan was de partij nog niet te winnen. Met twee lopers is het anders, dan kun je winnen in hoogstens achttien zetten. Met loper en paard kan je ook winnen, maar dat is in de regel heel lastig. We zullen ons alleen bezighouden met de matvoering door twee lopers.
Het begin is als bij de andere matvoeringen. Drijf de koning naar de rand, maar dan komt er als tweede bevel bij: drijf hem op een hoekveld.’
‘Daar zit werkelijk meer aan vast, dan bij de andere matvoeringen,’ merkt Vader op.
‘Nu, je gaat je schaaktermen al aardig onthouden,’ vindt Oom. ‘We beginnen, hoor!
Jan, zet de stukken op!
Witte koning op a1, loper op g4 en h4. Zwarte koning op f4.
|
zwart
wit |
Ziezo, wit begint.