‘Toch geen akelige dingen?’ vraagt Moeder geschrokken.
‘O, nee,’ lacht oom Jan. ‘Tenminste, nou ja, ik kan morgen niet op je verjaardag komen. Dat is alles.’
‘Dat is alles? Maar dàt is toch te gek? Je zít hier of je kómt hier en nu zou je niet op mijn verjaardag kunnen komen?’
‘Op mijn erewoord, ik kan echt niet; ik moet schaken.’
Nu werd oom Jan een ogenblik bijna bang voor zijn eigen zus. Haar ogen begonnen te gloeien als een paar kooltjes vuur, ze zette haar handen in de zij en ze beet hem toe: ‘Scháken? Een spèlletje doen? En daarvoor zou je niet op de verjaardag van je enige, bloedeigen zuster kunnen komen? Onzin, je kòmt, en daarmee uit!’
‘Nou-nou,’ grijnsde oom Jan, ‘je ziet er anders op 't ogenblik niet uit als een vriendelijke gastvrouw... Maar om kort te gaan,’ en oom Jan trok een deftig gezicht, ‘ik moet morgenavond schaken in georganiseerd verband.’
‘O,’ zei Moeder.
‘Ja,’ begon oom Jan geduldig uit te leggen, ‘dat wil zeggen, dat we met tien man moeten schaken tegen een andere club, óók tien man sterk. Al die mensen hebben juist díe avond vrijgehouden en nu kan ik toch moeilijk spelbreker zijn, omdat mijn zusje toevallig...’
‘Toevàllig?!’
‘...omdat mijn zusje nu júist morgenavond verjaarsvisite houdt. Dan valt de hele boel in duigen en heeft de wedstrijd voor de anderen óók geen zin meer.’
‘Had je er dan niet voor kunnen zorgen, dat er een andere avond werd vastgesteld?’
Nu boog oom Jan beschaamd het hoofd.
‘Toen die avond werd afgesproken, beste zus, heb ik tot mijn schande niet aan die belangrijke gebeurtenis gedacht!’
‘'t Is wat moois,’ moppert Moeder nog na. ‘En moet dat nou de hele avond duren, zo'n spelletje?’
‘Dat scheelt niet veel,’ zegt oom Jan met zó'n in-triest gezicht, dat Moeder bijna in de lach schiet. ‘Máár... het begint pas om acht uur, en ik beloof je met de hand op het hart, dat ik vóór die tijd nog even langs kom en als je héél lief bent, krijg je misschien nog wat van me.’
Nu begint Moeder te lachen.
‘Voor déze keer krijg je toestemming om weg te blijven.’