Gids voor den eenvoudigen bijbellezer
(1854)–Theodorus Matthijs Looman– AuteursrechtvrijHoofdst. XI. - Aardrijksbeschrijving van den Bijbel, bijzonder van het Oude Testament.De landen die in het Oude Testament genoemd worden, liggen op de westkust van het Aziatische vastland. Het is in dat werelddeel, in Azië namelijk, waar de mensch geschapen werd; dáár woonden de langlevende aartsvaders, en de nakomelingen van Noach lang nog na den zondvloed; dáár ontstonden en bloeiden de groote Assyrische, Babylonische en Perzische monarchiën. De ruïnen van prachtige paleizen en andere merkwaardige gebouwen, die nog gevonden worden in de landen, welke de Assyrische, Babylonische, Perzische, Grieksche en Romeinsche rijken in Azië uitmaakten, getuigen genoegzaam van de rijkdommen en de talrijkheid hunner inwoners, en bevestigen de verbazingwekkende verhalen, die ons door de onde geschiedschrijvers en de Bijbelschrijvers overgebragt zijn. Het Paradijs, of de hof van Eden, was, naar | |
[pagina 42]
| |
men veronderstelt, gelegen in Arménië, nabij de bekende rivier de Eufraat. Het land, dat Palestina of in engeren zin Judéa geheeten wordt; Syrië en Fenícië, Klein-Azië, thans Natólië genoemd; Mesopotámië, nu Diabekir; Chaldéa, Assyrië en Arabië, zijn de voornaamste der in het Oude Testament genoemde landen, en alle in Azië gelegen. Egypte, in het noordoosten van Afrika, is enkel door eene landëngte, Suëz genaamd, en door de Roode Zee of den Arabischen zeeboezem van Azië gescheiden; oudtijds werd het echter tot Azië gerekend. Azië munt verre boven Afrika en zelfs boven Europa uit door de heldere en gezonde luchtgesteldheid en den rijken vruchtbaren grond, welke overvloed van koren, de edelste vruchten, de welriekendste planten, kruiden, gommen en specerijen, benevens kostelijke edelsteenen oplevert. De Heilige Schrijvers verhalen echter meer bijzonder de gebeurtenissen die in Palestina of Kanaän, waarin de rijken van Juda en Israël gevonden werden, plaats gehad hebben. Dáár was de tempel, dien Salomo voor God gebouwd had; dáár leefden de meeste der gewijde schrijvers; dáár volbragt onze Heere Jezus Christus het werk der verlossing; en van dáár gingen de apostelen onder de leiding des Heiligen Geestes uit om de blijde boodschap des heils aan alle volken te prediken, en de zondaren uit alle geslachten tot het rijk van den Messias te vergaderen. Kanäan werd het geheeten naar Kanaän den zoon van Cham, Noachs zoon. Het lag tusschen de Middellandsche Zee en de bergen van Arabië, en strekte zich uit zuidwaarts van Egypte en noordwaarts tot aan Fenícië. Het was begrensd ten oosten door Woest-Arabië, ten zuiden door Steenachtig-Arabië, Iduméa en Egypte, ten westen door de Middelandsche-, in de Schrift de Groote Zee genoemd, en ten noorden door het gebergte van Lí- | |
[pagina 43]
| |
banon in Syrië. Zijne lengte van de stad Dan, aan den voet van dit gebergte, tot Berséba, dat aan de uiterste zuidgrens lag, was ruim 50 uren gaans, en zijne breedte, van de kust der Middellandsche Zee tot de oostelijke grens ongeveer 25 zulke uren, in eene regte lijn gerekend. Dit land is bij ons onder meer dan één naam bekend. Behalve Kanaän, wordt het ook genoemd het Land der Belofte, omdat het aan Abraham en zijn zaad beloofd was; Palestina, naar de Filistijnen. Ook noemt men het het Heilige Land, ter oorzake van al de gebeurtenissen die daar plaats gehad hebben, en in de Heilige Schrift verhaald worden; vooral echter omdat de Heere Jezus aldaar zijne bediening volbragt heeft, aldaar gestorven en begraven is tot onze zaligmaking. Na de voltooijing van zijn werk, werden de apostelen ‘in de wereld’ uitgezonden, om het ‘Evangelie te prediken aan alle schepselen;’ en hunne bediening wijst ons op andere landen. Klein-Azië, Griekenland, en onderscheidene deelen van het Romeinsche rijk, vooral die langs de oevers van de Middellandsche Zee lagen, behoorden alhier bijzonder vermeld te worden; doch om hier niet te uitvoerig te worden, verwijzen wij den lezer daaromtrent naar het tweede gedeelte van dit werkjeGa naar voetnoot*). |
|