Geestelyke gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen, en nu uyt verscheyde by een vergaderd
(ca. 1714)–Adriaan van Loo– AuteursrechtvrijStem: O! Kersnagt schoonder dan de dagen.Waar zal ik in zoo veel elenden
My armen zondaar henen wenden?
Zie ik de Wet des Heeren aan
Om voor mijn ziel daar rust te zoeken,
Sy zal regtveerdig my vervloeken,
Wijl ik se niet en hebb' gedaan.
2. Verheff' ik mijn gemoed na boven,
Met redden vind' ik my verschoven
Van 't ontoegankelijke ligt:
Mijn zonden eene scheiding maken,
Zoo dat ik God niet derf genaken,
Want hy verbergd het aangezigt.
3. Op Aarden kan my niemand helpen;
Wie zal dan mijne droefheid stelpen?
Tot u, O! Christe, wil ik gaan;
'k Wil door 't geloov' uw kruis aanschouwen,
En met een kinderlijk vertrouwen
Daar by steeds vaste blijven staan.
4. Want als ik tot uw Kruice nader',
Aanmerk ik, hoe gy uwen Vader
Met ons weer hebt te vre'en gesteld:
| |
[pagina 24]
| |
Het handschrift, dat ons deed' verklagen,
Hebt gy aan 't Kruice vast geslagen,
Zoo dat geen aanklagt meer en geld.
5. Gy neigd aan 't kruis uw stervend' oogen,
End' houd uw bloedig hooft gebogen,
Als of gy my een kus aan bood:
Gy rekt uw handen end' uw armen,
Als of gy wildet, op mijn karmen,
My komen helpen in den nood.
6. Gy wring uw vast geboorde voeten
Om my met vreugd en heil t'ontmoeten:
Het bloed, dat uit uw wonden vloeid,
Toond dat gy my magt hebt te verlossen,
Dewijl 't als zap van druive trossen
Heeft uwe kleed'ren rood besproeid.
7. Wie is'er die my zal verdoemen?
'k Wil in geen ander dingen roemen
Als in het Kruice Iesu maar,
Waar door de weereld die voor desen
Zoo aangenaam my plag te wesen,
My is gekruisigt, end' ik haar
|
|