Geestelyke gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen, en nu uyt verscheyde by een vergaderd
(ca. 1714)–Adriaan van Loo– AuteursrechtvrijStemme: Repicavam.1. O! Heil Fontein,
Van 't klare zuivre zap
| |
[pagina 94]
| |
Dat uwen hof bevogtigt en bespoeld,
O! put van 't levend water, komt, ei! Spoeid
Tot my u stromen, maak dees zoute grond
Tot vrugtbaar land, en doet dees dorre boom
Met kragt herleven, En vrugten geven,
Aan uw volle stroom.
2. Ontwaakt, ô! wind,
Uit Zuid' en Noorden-hoek,
Doorblaas, doorblaas dees gantsch verwoesten hof,
Op dat de Specerien botten uit,
Kom Geest van God, oneindige kragt,
Stort neder op mijn diamante hert,
Kom breek dees rotsteen, Kom breek dees, &c.
Geeft mijn liefden smert.
3. Het kost'lijk Bloed,
Van Gods geslagte Zoon,
Dat noit geen schepsel mooglijk heeft veragt,
Gelijk wel dit rampzalig Hellewigt,
Dat roepe nog oneindige genaad'
Voor zulken schuld, en d'algenoegsaamheyd
Zal eeuwig blinken, Zal eeuwig, &c.
In haar heerlijkheid.
4.O! Morgen-starr',
O! eeuwig schijnend' ligt,
O! Zon van waarheid en geregtigheen,
Bestraal dees gantsch verblinden duisterling,
En doet hem zien op u, ô! eenig Al,
Op dat hy al zijn heil by u alleen,
Dog kome zoeke, Dog kome, &c.
O! by u alleen.
5. Schenkt hem 't geloof,
Aan uw belofte stem:
En dat uw Woord dog treffe zijn gemoed,
En dat hy bevind' nad're tot den Throon,
Van vrye liefde, rukt hem uit den kuil
Van vleesch, en Schepsels dienst, van hoovaardy.
Van Zatans lagen, en 's herten plagen,
| |
[pagina 95]
| |
Maakt zijn Ziel dog vry.
6. God die gesegd
Heeft dat het held're ligt
Zouw schijnen uit de dikke duisternis,
Bestrale dees mijn nare donk're Ziel,
Op dat ik in het lieflijk aangezigt,
Van Iesus zie de heil'ge heerlijkheid,
Van hem wiens goedheid, Wiens trouwen waarheid,
Duurd in eeuwigheid.
7. De goed'ren van
Sijn zalig heil-verbond,
Die dale neder op mijn doode ziel,
Want daar de onmagt en verdorvendheen
Zig 't meest vertoonen, zal d'oneindigheid
Van zijn genade 't heerlijkst blinken uit,
Van zijn genade, Van magt en liefde,
't Heerlijkst blinken uit.
8. O! sterke God,
Buigd maar mijn boose wil,
En dwingd mijn ziel om tot u in te gaan,
En overweldigd 't ongeloovig hert,
En breekt de mond op, op dat geest en bloed,
Mijn ziel door-stroomen tegen schuld en smet,
Mijn ziel door-stroomen, Mijn ziel, &c.
Tegen schuld en smet.
Ruste.
9. Ag! Iesu, kom,
Kom breek de kop're deur,
En 't ys're slot mijns herten, dat het vuur
Van uw' genaad' my kome zuiv'ren uit,
Maakt 't ingewand ontroerd om uwent wil,
En doet mijn ziel dog uitgaan agter uw,
Doet my met zugten, En droevig kirren,
Uitgaan agter uw.
10. Behoed my, Heer,
Voor eigen werk en deugd,
Laat my noit op mijn eigen beenen staan,
| |
[pagina 96]
| |
Maakt my tot Niet, en word gy Iesu 't Al;
Den Dagon van de zelfs geregtigheid,
Stort neder van sijn hoog verheven Throon,
En komt verpletten, De magt en wetten
Van de vreemde Goon.
11. 't Is zeker, Heer,
Hier leid ons herte kwaad,
Hier wil uw vyand, 't boos verstand, niet aan,
Ag! Dat omhelsen van uw vrye Raad,
Ag! Toond my, Heer, wat my nog wederhouwd,
Van 't consenteren aan 't gena besluit,
Van 't lieflijk leunen, En vrugtbaar steunen,
Op 't gena besluit.
12. Rukt uit, rukt uit,
De wortels van dit kwaad,
Omgord u zweerd, ag! Kom, kloekmoedig held,
Gy kend mijn vyand, en sijn boose list,
Bevrijd my voor sijn heimelijk geweld;
Ag! Helpt my daar u hulp het meest ontbreekt,
Daar my den doorn, En den scherpen angel,
't Diepst in 't herte steekt.
13. Ontledigt 't hert
Van alle eigen waan,
Dat in hem zelfs niet als gebrek en ziet,
Verzegeld dog dat God waaragtig is:
Ag! Groote Koning, maakt my dog opregt,
En leerd my beven door uw aangezigt,
En u bevelen, En toebetrouwen
Al mijn ziels gewigt.
14. Vernederd my,
Vernederd my 't gemoed,
Op dat ik al u vrye handeling
Voor goed keur, en de hand leg op de mond,
Voor d'afgrond van het eindeloos verstand,
't Alleen, wijs, goed, en opperst' al-bestier;
Ag! Leerd my bukken, Groot magtig Koning,
| |
[pagina 97]
| |
15. Leerd my met vlijt
Te wagten op u heil,
Uw geest besluit my in een regten gank,
En leere my verkiesen 't regte pad,
Waar op ik uwen zegen mag ontfaan,
Vat gy mijn hand, laat my niet van u gaan,
Vat gy mijn hand dog, Vat gy mijn hand, laat
My niet van u gaan.
16. Verligt my 't oog,
Verhemeld my de Ziel,
Op dat ik stelle al mijn Heerlijkheid,
En lust daar in dat Iesu Koningrijk
Werd uit gebreid dat Vader, Zoon en Geest,
Van eeuw tot eeuw, als 't eenig eeuwig Al
Word lof gegeven, Gedankt verheven,
Als het eenig Al.
F. van Boekhoven. |
|