Geestelyke gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen, en nu uyt verscheyde by een vergaderd
(ca. 1714)–Adriaan van Loo– AuteursrechtvrijOp de Wijse: Van den 52. Psalm.1. Ontsluit, ô! Heer, u ingewand, ontsluit
Als is beloofd Schat-kameren van winden;
Ei! kom doorwaaid den Hof van u beminden:
Want by gebrek van Geest gaat alles uit,
't Ontbreeken, Heer, 't ontbreekt u aan geen magt,
Uw' armen zijn niet korter nog niet langer,
Als oit wel eer het jeugdig kruid vermagt,
Maakt het ons niet door lang vertoeven banger.
2. De boose groent', en schiet vast weelig op,
Sijn oog puild uit, gerimpeld zijn sijn darmen,
En gy, helaas! vergeet den hoop der armen,
En zend gy water, het is drop voor drop;
Waar zal dit, Heer, waar zal dit eind'lijk heen,
U Thuis gelijkt een huilende Woestyne,
Hy word aan al het Wild Gediert gemeen
Daar nestelen zelfs, Wolven, Vossen, Zwijnen.
3. Noorden wind, ô! strengen wind ontwaakt,
O! wind, gy kond haast, als wy het niet denken,
De Stam en Tak van hooge Ceders krenken;
Kom waaid eens dat het alles schut en kraakt,
Vertoon u ons vry als eenen Orkaan,
En smijt om ver wat niet voor u wil buigen,
Zoo moet, Heer, zoo zal en moet het gaan,
Tot zuivering zoo moet dit vat aan dingen.
4. O! Zuiden-wind, ô! zagte wind ontwaakt,
O! wind, gy kond, zoo ligt als wy het denken,
Weer Geest, en Ieugd, en Leven aan ons schenken,
Toond maar u kragt, die doode levend' maakt,
| |
[pagina 69]
| |
Of toond u eens als op het Pinxter-feest,
En doet ons zijn van zoo een wind getuigen,
Zoo zullen wy vernieuwd door Iesu Geest
Een voedsaam zap uit volle borsten zuigen.
P. van Zorgen. |
|