Geestelyke gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen, en nu uyt verscheyde by een vergaderd
(ca. 1714)–Adriaan van Loo– Auteursrechtvrij
[pagina 52]
| |
Stem: Fy schaamt u Brabant zeere. Of op de wijse: Van den 6. Psalm.1. Ag! God wilt my eens geven
Dat ik voor u mag leven,
En doen dat gy gebied,
Geeft my dat ik u vreesen,
En steeds gehoorzaam wesen;
Dan wensch ik anders niet.
2. Dit was mijn hoogste vreugde
En dat mijn meest verheugde,
Mijn alderbeste goed:
Want niet is op der Aarden,
By my zoo groot van waarden
Dan een vernieuwd gemoed.
3. O! zeer langmoedig Heere,
Wilt u dog tot my keeren,
Al hebb' ik 't niet verdiend:
Weest my hier in genadig,
En toond nog zoo gestadig,
Dat gy zijt mijnen vriend.
4. 't Is immers regte reden,
Dat ik al mijne leden
Zouw schikken tot u eer:
Al ben ik schoon niet weerdig,
Laat ik zoo onregtveerdig,
Aan u niet wesen Heer.
5. Dat ik al u weldaden,
Zouw komen te versmaden
Met mijn ondankbaarheyd;
Wilt my hier voor bewaren,
En laat my steeds verklaren
U groote goedigheid.
6. O groot en magtig Koning,
Ik buig my voor u woning,
En wagt met groote smert,
Tot dat eens dese bede,
Door u barmhertigheden,
Van my verkregen werd.
M. v. D. |
|