Geestelyke gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen, en nu uyt verscheyde by een vergaderd
(ca. 1714)–Adriaan van Loo– AuteursrechtvrijOp de wijse: Van den 38. en 61. Psalm. Of: Poliphemus aan de strande.1. O Mijn Ziel, wat soete tijden
Tot verblijden,
Om in God te zijn verheugd,
Nu mijn hert wilt opspringen,
Ik zal zingen,
Waar ik zwem in 's Hemels vreugd.
2. Niet in zotte ydelheden,
Daar met reden,
Vroome zielen t'aller tijd,
Al des Zatans boose werken,
In bewerken,
En hoe dat hy haar benijd.
3. Hy komt nu al weder toeren,
Om te voeren,
Mijne ziele van dit pad,
En my uit de hand te bringen,
Dese dingen
Die my zijn zoo weerden schat.
4. Hy zoekt nu al men sijn razelijk te blasen,
Dit mijn helder Hemels ligt,
En met vele loose vonden,
t'Aller stonden,
Weg te nemen mijn gezigt.
5. Om my in den strik te vatten,
Toond hy schatten,
Zeer bedriegelijk toe gesteld,
Maar wanneer Gods geest komt schijnen,
Zo verdwijnen
Sy, gelijk als Was dat smelt
6. Weg dan Zatan u genugten,
Doen my zugten:
Weg ook weereld: 's Duivels strik,
Weg mijn vleesch: u boose lusten;
Moeten rusten;
Al u vreugd is my een schrik.
| |
[pagina 18]
| |
7. 't Is my al, door Gods genade,
Drek en schade,
Wat niet na den Hemel smaakt
Nu dat ik des Heeren zegen,
Heb gekregen,
Is 'er niet dat my vermaakt.
9. 't Zijn alleen de Liefde panden
Die nog branden
In mijn ziel, en bly gemoed;
Iesus is 't die my verheugde,
Zoete vreugde,
Iesus is mijn hoogste goed.
9. Die Fonteine der genaden,
Kan versaden,
En verkwikken zielen dorst,
En met hare reine plassen,
Ook afwassen,
Zielen door de zond' bemorst.
10. Hier uit heeft mijn ziel bekomen
Zoete stroomen,
Die zoo deerlijk was verdord
Maar nu weer begint te bloeyen,
En te groeyen,
Zo dat sy weer levend' word.
11. Mijn verlosser groot van waerde,
Heeft op Aarde,
Steeds geleden druk en pijn,
Hy den gever aller kragten,
Most versmagten,
Op dat ik mogt vrolijk zijn.
12. Ik elendig en onaardig
Ben 't niet waardig,
Dese gunst is al te groot,
Iesus, die my eens zal geven,
't Eeuwig leven,
Koesterd my hier in sijn schoot.
13. Iesum wil ik eer bewijsen,
Ende prijsen,
Iesus is mijn zielen rust,
Op hem staat al mijn vertrouwen,
In 't benouwen,
Iesus is mijn 's herten-lust.
14. Iesus is een Vorst des levens,
Daar benevens,
Is hy ook die klare Zon,
Die my komt in 't herte dalen,
Met sijn stralen,
Iesus is mijn vreugde-bron.
15. Ag! In desen wel-beminden,
Is te vinden,
Al wat tot mijn leven diend,
Zoud' ik nu dan droevig wesen,
Ofte vreesen,
Neen, hy is mijn liefste vriend.
16. Ik wil dan op Iesum steunen,
Ende leunen,
Want hy door sijn sterke hand,
My zal van de bokken scheyden,
En geleyden,
In mijn lieve Vaderland.
Robertus Immens. |
|