Geestelyke gesangen, opgemaekt door eenige godvruchtige sangers en sangeressen, en nu uyt verscheyde by een vergaderd
(ca. 1714)–Adriaan van Loo– AuteursrechtvrijOp de wijse: Van den 66. Psalm. Of een vers in twee gespleten; op de wijse: Reveille vous. Of de 10 Geboden.1. Hoe werd mijn Ziel zoo seer besprongen,
Van mijn Vianden boos en kwaad?
Ik word van haar tot zond' gedwongen:
Zoo dat het mijn aan 't herte gaat.
| |
[pagina 6]
| |
Hoe komt de Duyvel door sijn lagen
My altijd 't goede af te raan?
Ag! Heer, ik kan sijn list niet dragen;
Nog sijne boosheyd tegenstaan.
2. Daarom, ô! Heer, wilt my versterken
En helpen door u sterke hand;
Op dat ik tegen 's Duyvels werken,
Mag hebben goeden onderstand.
De Weereld vol van vuiligheden,
Komt my ook met haar boos fenijn,
Bespringen al mijn swakke leden:
Op dat ik ook mogt Werelds zijn.
3. Sy toond my al haar zot vermaken;
Of zy my daar toe krijgen mogt,
Dat ik mijn Heere ging versaken,
En dienen al dat aards gedrogt.
Wilt my, ô! Heer! dog kragten geven,
Om haar te konnen wederstaan:
Om dat ik steeds in u mag leven,
En van de losse Wereld gaan.
4. Mijn eigen vleesch wilt ook niet rusten;
Maar komt my met haar gansche magt,
Bespringen met veel boose lusten:
Alsoo word ik tot zond' gebragt.
Ik ben, ô! Heere! door haar steken
Wel menigmaal voor u misdaan;
En ben by na van u geweken,
En een verkeerden weg gegaan.
5. Ik ben zeer vol van sware wonden,
Waar door mijn Ziel lijd groote smert:
Dat sijn mijn snode vuyle sonden;
Die my zeer drukken aan het hert.
Maar ik wil mijn tot Christum wenden,
Die my alleen genesen moet:
Hy is 't die al de zwaar elenden
Van onse Ziele wijken doet.
6. Op hem alleen wil ik dan leunen.
| |
[pagina 7]
| |
Hy is mijn burgt en sterke wal,
Hy sal mijn swakheid ondersteunen,
Hy is 't die 't al versoenen zal.
O groote God! weest my genadig;
Dat ik in Christo nagt en dag,
Mijn eeuwig heil en troost gestadig,
En al mijn vreugde zoeken mag.
7. Wilt my om zijnent wil vergeven
Mijn sonden die ik heb begaan:
Op dat ik mag op nieuw gaan leven,
En altijd u ten dienste staan.
Als dan mijn Ziel van 't vleesch sal scheyden,
Neemt my ook op in uwen Throon:
Op dat ik my daar mag verblijden,
En alsoo eeuwig by u woon.
Robertus Immens. |
|