hij de reistasschen van zijn meester naast zich rook en hij er de wacht bij ging houden.
- Tijd dat u komt, bromde de god van den wagen een uur later, toen Weedon Scott bij de deur verscheen. Die hond van u wou niet dat ik met een vinger uw bagage aanraakte.
Pittah kwam uit den wagen. Hij was verbaasd. De benauwende stad was verdwenen. Het geraas van de straten verdoofde hem niet langer. Voor hem lag een lachend landschap, glanzend van zonneschijn, loom van rust. Maar hij had weinig gelegenheid zich over die verandering te verbazen.
Een rijtuig wachtte. Een man en een vrouw naderden den meester. De vrouw stak haar armen uit en sloeg ze den meester om den hals - een vijandige beweging! Het volgende oogenblik had Weedon Scott zich uit de omarming losgemaakt en was hij bij Pittah gekomen, die in een grommenden, woesten demon was veranderd.
- Het is in orde, moeder, zei Scott, terwijl hij Pittah vasthield en trachtte hem te kalmeeren. Hij dacht dat u mij kwaad wou doen en dat kon hij niet toelaten. Het is goed - het is goed. Hij zal alles spoedig genoeg leeren.
- En intusschen zal ik mijn zoon alleen maar mogen omhelzen als zijn hond er niet bij is, sprak zij lachend, ofschoon zij bleek en bevend van schrik was.
Zij keek naar Pittah, die gromde en kwaadaardig keek.
- Hij zal zijn les wel leeren, sprak Scott, en dadelijk ook!
Hij sprak zacht tot Pittah totdat deze gekalmeerd was en toen werd zijn stem streng.
- Liggen! Allo! Liggen!
Dat was een van de dingen die de meester hem had geleerd en Pittah gehoorzaamde, ofschoon schoorvoetend en somber.
- Nu moeder!
Scott stak haar beide armen toe, maar hield zijn blik op Pittah gevestigd.
- Liggen! waarschuwde hij, liggen!