- Hij is een echte moordenaar, dat weet ik, sprak Matt effen.
Weedon Scott keek hem achterdochtig aan.
- Het gaat niet, zei hij beslist.
- Het gaat niet, herhaalde Matt. Wel, u zou een knecht moeten nemen, speciaal om op hem te passen.
In de stilte, die volgde, werd het zachte snikkende janken bij de deur gehoord en het lange, onderzoekende gesnuif.
- Het is niet te ontkennen dat hij dol op u is, zei Matt.
De ander keek hem met plotselinge woede aan.
- Och kerel! Ik weet het beste wat ik wil en wat goed is.
- Ik ben het met u eens, maar...
- Maar wat? vroeg Scott scherp.
- Maar... begon de ander zacht en vervolgde toen driftig, maar u behoeft je daarom zoo nijdig niet te maken. Op die manier zou men denken, dat uzelf niet weet wat u eigenlijk wil.
Weedon Scott bleef lang in tweestrijd met zichzelf en zei toen vriendelijker:
- Je hebt gelijk, Matt. Ik weet ook niet wat ik wil en dat hindert mij zoo.
Hij bleef zwijgen en zei na een poos plotseling:
- Het zou gewoon bespottelijk zijn den hond mee te nemen.
- Daarin hebt u gelijk, zei Matt en weer keek zijn patroon hem onderzoekend aan.
- Maar, vervolgde Matt onschuldig, ik snap niet hoe hij in 's hemelsnaam weet dat u heengaat.
- Ik snap het ook niet, Matt, zei Scott treurig het hoofd schuddend.
Toen kwam de dag, dat Pittah door de openstaande deur der hut den noodlottigen koffer op den grond zag staan en zijn meester die bezig was hem te pakken. En dan het aanhoudende heen en weer loopen. Dat sprak nog duidelijker - zijn god ging weer weg en zou hem achter laten.
Dien nacht liet hij het lange wolfsgehuil hooren. Hij stak