schoppen. Een sprong, geblikker van tanden, een scherpe kreet! Pittah gromde woest, kroop eenige meters achteruit, terwijl Matt zich bukte en naar zijn gewond been keek.
- Hij heeft mij te pakken gehad, zei hij op zijn verscheurde broek en de grooter wordende roode vlek wijzend.
- Ik zei je wel dat het hopeloos was, zei Scott ontmoedigd. Ik heb er voortdurend over gedacht, het moet nu maar gebeuren. Het is het eenige dat ons overblijft.
Terwijl hij sprak, haalde hij aarzelend zijn revolver voor den dag.
- Zie eens hier, mijnheer Scott, zei Matt, die hond is in de hel geweest, u kunt niet verwachten dat hij als een engel eruit is gekomen. Geef hem nog wat tijd.
- Zie eens naar Major, Matt.
Matt keek naar den gekwetsten hond. Hij was in de sneeuw gezonken in een bloedplas en stond op het punt den laatsten adem uit te blazen.
- Zijn eigen schuld. Dat hebt u zelf gezegd, mijnheer Scott. Hij trachtte Pittahs vleesch weg te nemen en nu is hij er geweest. Dat was te verwachten. Een hond die niet vocht voor zijn eigen vleesch, zou mij geen knip voor den neus waard zijn.
- En jijzelf, Matt. Met de honden kan het er nog door, maar wij moeten de grens toch ergens trekken.
- Mijn eigen schuld, zei Matt koppig. Waarom moest ik hem schoppen? U hebt zelf gezegd dat hij gelijk had in hetgeen hij deed. Dan had ik ook niet het recht hem te schoppen.
- Het zou een gunst voor hem zijn hem dood te schieten, hij is ontembaar.
- Kom, mijnheer Scott, geef dien armen drommel één kansje. Hij heeft dit nog niet gehad. Hij komt juist uit de hel en dit is de eerste keer dat hij vrij is. Geef hem een kans en als het niet goed gaat, schiet ik hem zelf dood. Ziedaar!
- De hemel weet dat ik hem niet wil dooden of laten dooden, antwoordde Scott zijn revolver wegbergend. Wij