| |
Vierde hoofdstuk.
Op leven en dood.
Mooie Smith maakte den ketting van zijn hals los en stapte achteruit.
Voor het eerst viel Pittah niet dadelijk aan. Hij stond stil met vooruitgestoken ooren, vol spanning en nieuwsgierigheid, het vreemde dier aanziende dat tegenover hem stond. Hij had nog nooit zoo'n hond gezien.
Tim Keenan duwde den hond naar voren en fluisterde:
- Pak aan!
Het dier waggelde naar het midden van den kring, kort en breed en lomp. Toen bleef hij stilstaan en keek met slaperige oogen Pittah aan.
Uit de menigte stegen kreten op.
- Pak hem, Cherokee! Bijt hem dood, Cherokee! Verscheur hem!
Maar Cherokee scheen geen grooten lust in vechten te hebben. Hij keerde zijn kop om en knipoogde tegen de schreeuwende mannen tegelijkertijd goedhartig met zijn staartstompje kwispelend.
Hij was niet bang, hij was alleen maar lui. Bovendien scheen het hem toe niet de bedoeling te zijn met den hond vóór hem te moeten vechten. Hij was die soort van honden niet gewoon en wachtte tot men hem den anderen hond zou brengen.
| |
| |
Tim Keenan stapte naar binnen, boog zich over Cherokee, streelde hem met beide handen over de schouders en duwde hem zachtjes stootend naar voren. Het scheen dat dit tegen het haar in streelen Cherokee tevens nijdig maakte, want hij begon te grommen, heel zacht achter in zijn keel.
Dat bleef niet zonder uitwerking op Pittah. Het haar begon op zijn nek overeind te staan en op zijn schouders. Tim Keenan gaf zijn hond nog een duw en ging toen de kooi weer uit.
Met kromme beenen kwam Cherokee thans snel aanloopen. Toen beet Pittah toe. Een kreet van bewondering werd gehoord. Hij had den afstand afgelegd meer als een kat dan als een hond en met dezelfde katachtige snelheid had hij gebeten en was hij weer weggesprongen.
De buldog bloedde uit een wonde van zijn eene oor tot zijn vetten nek. Hij gaf geen geluid, hij gromde zelfs niet, maar keerde zich om en liep achter Pittah aan. De opgewonden menigte verdeelde zich in twee partijen en weddenschappen werden verhoogd of aangegaan. Nogmaals en nogmaals sprong Pittah toe, beet, en sprong ongedeerd opzij; en steeds vervolgde hem zijn vreemdsoortige vijand zonder overhaasting, niet langzaam, maar kalm en beslist op zakelijke manier. Hij had een vast doel voor oogen - iets dat hij wilde doen en waarvan niets hem kon terughouden.
Zijn heele houding, iedere beweging sprak van dit doel. Het bracht Pittah in de war. Nooit had hij zulk een hond gezien. Hij had geen haar als bescherming en bloedde gemakkelijk. Er was geen dikke vacht, die Pittahs tanden tegenhield zooals bij honden van zijn eigen soort. Telkens weer zonken zijn tanden in het zachte vleesch, terwijl het dier niet in staat scheen zich te verdedigen. Een andere verbazende omstandigheid was, dat de hond niet schreeuwde, zooals de andere honden met wie hij vocht altijd deden. Behalve een geknor, een gebrom, verdroeg de buldog de pijniging geduldig. En nooit liet hij zich van zijn doel afbrengen.
| |
| |
Niet dat Cherokee langzaam was, hij kon zich snel genoeg omwenden, maar dan was Pittah er nooit. Cherokee was ook verbaasd. Hij had nooit tevoren gevochten met een hond, dien hij niet kon beetpakken. Hier was een hond, die zich op een afstand hield, die heen en weer sprong en overal tegelijk was. En als hij hem met zijn tanden beet had, hield hij niet vast, maar liet onmiddellijk los en sprong weer weg.
Maar Pittah kon hem niet bij zijn keel te pakken krijgen. De buldog was te kort op de pooten, terwijl zijn breede kaken eveneens een bescherming waren. Pittah sprong zonder letsel heen en weer, terwijl Cherokee's wonden toenamen. Beide kanten van zijn nek en kop waren opengescheurd en gebeten. Hij bloedde sterk, maar gaf geen teeken van ontsteltenis. Hij bleef zijn vervolging voortzetten, ofschoon hij eenmaal een oogenblik van de wijs gebracht, bleef stilstaan, tegen de mannen om de kooi knipoogde, met zijn staartstompje kwispelde als een uitdrukking van zijn bereidwilligheid om te vechten.
Op dit oogenblik vloog Pittah op hem toe, scheurde de rest van zijn oor open en sprong weer weg. Met een zacht geknor hernam Cherokee zijn vervolgingstocht en trachtte zijn doodelijken greep in Pittahs keel te krijgen. De buldog miste een haar breed en juichkreten stegen op, toen Pittah eensklaps buiten het bereik van het gevaar sprong.
De tijd verliep, Pittah sprong nog steeds opzij en beet Cherokee snel. En steeds bleef de bulhond hem met doodelijke zekerheid vervolgen. Vroeger of later zou hij zijn doel bereiken en met doodelijken greep zijn vijand overwinnen. Intusschen verdroeg hij al de tuchtiging die de ander hem kon toebrengen. Zijn ooren waren kwasten geworden, zijn nek en schouders waren op vele plaatsen opengescheurd, zelfs zijn lippen bloedden - alles door de bliksemsnelle beten, waarvoor hij zich niet in acht kon nemen.
Telkens en telkens weer had Pittah gepoogd Cherokee van de been te krijgen, maar hun verschil in hoogte was
| |
| |
te groot. Cherokee was te kortpootig, te dicht bij den grond. Pittah probeerde het één keer te veel. Cherokee's schouder kwam binnen zijn bereik. Pittah beet erop los, maar zijn eigen schouder was er juist boven en door den te hevigen schok verloor hij zijn evenwicht. - Voor den eersten keer van zijn leven! Hij viel met een zwaren slag opzijde. Het volgende oogenblik was hij weer overeind, maar tegelijkertijd grepen Cherokee's tanden hem bij de keel.
Het was geen goede greep, te laag bij de borst, maar Cherokee hield vast. Pittah sprong overeind en trachtte woest rondloopend den bulhond af te schudden. Dat hangende, grijpende gewicht maakte hem razend. Het hinderde hem in zijn bewegingen, belemmerde zijn vrijheid. Het was als een val en zijn heele instinct kwam ertegen in opstand. Eenige minuten was hij volslagen dol, al zijn verstand was verdwenen. Het leek wel alsof hij geen hersens had. Hij wilde leven, zich bewegen, zich blijven bewegen, want beweging was de uiting van zijn levenskracht.
En steeds rende hij rond, trachtend de vijftig pond af te schudden, die aan zijn keel hingen. De buldog deed niets anders dan vasthouden. Soms heel zelden, raakten zijn voeten den grond, maar het volgende oogenblik werd hij weer meegesleept door Pittahs woeste bewegingen. En Cherokee wist dat hij zou winnen door te blijven vasthouden. Hij liet zich meesleepen en telde zijn wonden niet. Vasthouden moest hij, vasthouden!
Pittah hield op met rondloopen toen hij geheel uitgeput was. Hij kon niets doen, hij begreep er niets van. Nooit in al zijn gevechten was zooiets voorgekomen. Zoo hadden de honden nog nooit gevochten. Hij lag half op zijn zijde, hijgend naar adem. Cherokee, steeds vasthoudend, drong tegen hem aan, trachtend hem geheel om te gooien. Pittah bood tegenstand en voelde dat de kaken met een kauwende beweging eenigszins loslieten en weer vastgrepen. Iedere beweging bracht den greep dichter bij zijn keel. De methode van den buldog was vast te houden wat hij had en
| |
| |
erbij te nemen wat hij krijgen kon. Dat gelukte hem wanneer Pittah stil lag. Als Pittah worstelde, dan bleef Cherokee alleen maar vasthouden.
Pittah beet met alle kracht in Cherokee's nek, de eenige plaats, die hij met de tanden kon bereiken. Krampachtig rukte en scheurde hij met zijn scherpe tanden.
Toen, eensklaps, gelukte het Cherokee Pittah op zijn rug te wentelen en nog hing hij aan zijn keel op hem. Als een kat trok Pittah zijn achterpooten op en rukte en scheurde in den buik van zijn vijand boven hem. Snel draaide Cherokee om en, zich vasthoudend, vormde hij een rechten hoek met Pittahs lichaam.
Er was geen ontkomen aan dien greep. Langzaam, langzaam klom hij tot de groote halsslagader. Het eenige dat Pittah nog redde, was de losse huid om zijn hals en de dikke vacht die ze bedekte. Dat vormde gaandeweg een dikke prop in Cherokee's bek, maar steeds verder rukte hij kauwend aan het dikke vel. Het gevolg was dat hij langzaam aan Pittah worgde. Diens adem ging steeds langzamer en moeilijker.
Het scheen wel alsof het gevecht geëindigd was, maar er was één man, die nog vijftig tegen één op Pittah durfde wedden. En die man was Mooie Smith. Hij deed een stap naar Pittah toe en wees met zijn vinger op den hond. Toen begon hij spottend en luid te lachen. Dit had het gewenschte gevolg. Pittah werd dol van woede. Met de laatste overblijfsels van zijn krachten kwam hij overeind en rende als razend rond met de vijftig pond aan zijn keel hangend.
Eindelijk viel hij achterover, hij kon niet meer. En onmiddellijk kroop de buldog hooger, kauwde nog meer van het dichtbehaarde vleesch en worgde Pittah sterker dan ooit. Luid handgeklap en geroep! ‘Cherokee! Cherokee!’ werd gehoord. Cherokee antwoordde met sterk kwispelstaarten - maar hij liet zijn greep niet los, zijn vreeselijken doodelijken greep.
Eensklaps werd belgerinkel gehoord en kreten van een sleedrijver.
| |
| |
Iedereen, behalve Mooie Smith, keek angstig op, ze waren allen bang voor de politie. Maar zij zagen slechts twee mannen met een hondenslede aankomen. Bij het zien van die menschenmenigte kwamen de beide mannen nieuwsgierig aanloopen. De grootste en jongste der twee mannen was glad geschoren en zijn wangen waren rood gekleurd door de beweging in de koude lucht.
Pittah had opgehouden tegen te spartelen. Nu en dan trok hij met zijn pooten, maar het hielp niet. Zijn adem werd steeds korter onder dien onbarmhartigen greep, bijna had Cherokee de slagader bereikt.
Woest sprong Mooie Smith op den armen Pittah los en schopte hem zoo hard hij kon. Het publiek siste en protesteerde, maar dat was alles. Mooie Smith bleef zijn hond schoppen en trappen. De slanke, jonge, pas aangekomen man baande zich zonder veel complimenten een weg. Hij gaf Mooien Smith, die juist weer een been had opgeheven om te schoppen, een klinkenden slag, vlak in het gezicht. Mooie Smith tuimelde achterover in de sneeuw. De jonge man wendde zich tot het publiek.
- Lafaard! riep hij. Beesten!
Hij was woedend. Zijn staalblauwe oogen schoten vonken. Mooie Smith krabbelde weer overeind en kwam lafhartig naar hem toe. En met een: ‘jij beest!’ smeet de jonge man hem door een tweeden slag in het gezicht opnieuw in de sneeuw.
Mooie Smith begreep dat de sneeuw de veiligste plaats voor hem was en bleef daar liggen.
- Kom hier, Matt, help een handje, riep de jonge man den sleedrijver toe.
Beide mannen bogen zich over de honden. Matt greep Pittah, gereed hem weg te trekken zoodra Cherokee's kaken losgewerkt waren. Dat trachtte de jonge man te doen door de kaken van den buldog in beide handen te nemen en ze open te trekken. Maar dat was vergeefsch. Terwijl hij trok en rukte en wrong, riep hij telkens: ‘Beesten!’
| |
| |
Het publiek begon oproerig te worden en sommige mannen verzetten zich ertegen dat hun pret verstoord werd, maar zij zwegen, toen de jonge man het hoofd ophief en hen woedend aankeek.
- Laffe beesten! barstte hij los.
Toen keerde hij tot zijn taak terug.
- Het helpt niet, mijnheer Scott, u kunt ze op die manier niet van elkaar krijgen, zei Matt ten slotte.
Beide mannen keken naar de honden.
- Hij bloedt niet erg, zei Matt, de ander heeft nog de ader niet bereikt.
- Maar hij kan het elk oogenblik doen, antwoordde Scott. Daar! Heb je het gezien? Hij heeft zijn greep een eindje veranderd.
De opwinding en angst voor den dood van Pittah nam bij den jongen man steeds toe. Woest hamerde hij op Cherokee's kop. Maar dat maakte de kaken niet los. Cherokee kwispelde met zijn staartstompje als teeken dat hij de beteekenis der slagen begreep, maar dat hij ook wist dat hij goed handelde en zijn plicht deed door vast te houden.
- Wil niet een uwer mij helpen? vroeg Scott het publiek wanhopig.
Maar geen hulp werd aangeboden, integendeel, het publiek begon hem spottend toe te juichen en hem allerlei dwazen raad te geven.
- U zult er een breekijzer tusschen moeten zetten, raadde Matt.
De ander haalde zijn revolver uit zijn heupzak en trachtte den loop tusschen de kaken van den buldog te brengen. Hij drukte en duwde tot het knarsen van het staal tegen de tanden duidelijk hoorbaar was. Beide mannen lagen op hun knieën over de honden gebogen. Tim Keenan trad naar voren. Hij bleef naast Scott staan, tikte hem op den schouder en zei dreigend:
- Breek die tanden niet, vreemdeling.
- Dan zal ik zijn nek breken, zei Scott scherp en
| |
| |
bleef de revolver als een wig tusschen de tanden werken.
- Ik zeg, breek die tanden niet, herhaalde de speler nog dreigender dan te voren.
Maar als hij den ander wilde afbluffen, gelukte hem dit niet. Scott hield geen oogenblik op met schuiven, ofschoon hij kalm opkeek en vroeg:
- Jouw hond?
De speler bromde.
- Kom dan hier en breek zijn bek open.
- Wel, vreemdeling, zei de ander op langzamen, tergenden toon, ik wil je vertellen dat ik dit werkje nog nooit bij de hand heb gehad. Ik zou niet weten hoe ik het doen moest.
- Ga dan uit den weg en hinder mij niet, was het antwoord. Ik ben bezig.
Tim Keenan bleef naast hem staan, maar Scott lette niet verder op hem.
Hij had aan één kant de revolver tusschen de kaken en trachtte ze aan de andere zijde eruit te krijgen. Toen dit gedaan was, duwde hij langzaam en voorzichtig, telkens de tanden een weinig losser makend, terwijl Matt bij kleine eindjes den gehavenden hals te voorschijn trok.
- Blijf hier staan om je hond op te vangen, beval Scott den eigenaar van Cherokee.
Gehoorzaam bukte de speler en greep Cherokee stevig vast.
- Nu! waarschuwde Scott, een laatsten ruk gevend.
De honden waren van elkaar, de buldog worstelde woest.
- Neem hem weg, beval Scott.
En Tim Keenan nam Cherokee mee tusschen het publiek.
Pittah deed verscheiden nuttelooze pogingen om overeind te komen.
Eenmaal stond hij, maar zijn pooten waren te zwak om hem te dragen en langzaam zonk hij weer achterover in de sneeuw. Zijn oogen waren half gesloten en verglaasd. Zijn bek stond open en zijn tong hing slap eruit. Hij leek precies een hond die geworgd was. Matt bekeek hem onderzoekend.
| |
| |
- Hij was er bijna geweest, maar hij kon nog ademen.
Mooie Smith was overeind gekomen om naar Pittah te zien.
- Matt, hoeveel is een goede trekhond waard? vroeg Scott.
Matt dacht een oogenblik na en zei toen:
- Driehonderd dollar.
- En hoeveel een die half geworgd is zooals deze? vroeg Scott op Pittah wijzend.
- De helft, was Matts oordeel.
Scott wendde zich tot Mooien Smith.
- Heb je het gehoord, meneer Beest? Ik neem je hond en geef je er honderdvijftig dollar voor.
Hij opende zijn portefeuille en telde de bankbiljetten af.
Mooie Smith hield zijn handen op zijn rug en weigerde het aangeboden geld aan te nemen.
- Ik verkoop niet, sprak hij.
- O ja, je verkoopt wel, want ik koop. Hier is je geld. De hond is van mij.
Mooie Smith ging achteruit met zijn handen nog steeds op zijn rug.
Scott sprong op hem toe met opgeheven vuist. Mooie Smith bukte in afwachting van den slag.
- Ik heb mijn rechten, jankte hij.
- Je hebt je recht op dien hond verloren, was het antwoord. En je zult het geld aannemen. Of moet ik je weer eerst een slag geven?
- Neen, zei Mooie Smith snel en angstig, maar ik neem het geld onder protest. De hond is een goudmijn. Ik wil niet bestolen worden. Iedere man heeft zijn rechten.
- Zeer juist, sprak Scott hem het geld gevend, iedere man heeft zijn rechten. Maar jij bent geen man, jij bent een beest.
- Wacht maar tot ik weer in Dawson kom, dreigde Mooie Smith. Ik zal je gerechtelijk vervolgen.
- Als je je mond open doet, wanneer je in Dawson komt, zorg ik dat je de stad wordt uitgezet. Begrepen?
| |
| |
Mooie Smith bromde.
- Begrepen? zei de ander woest met donderende stem.
- Ja, knorde Mooie Smith achteruitgaande.
- Ja wat?
- Ja, mijnheer, gromde Mooie Smith.
- Pas op, hij zal bijten! spotte iemand uit het publiek en een grof gelach werd gehoord.
Scott keerde hem den rug toe en begon Matt te helpen met Pittah.
Sommige mannen gingen al heen, anderen bleven in groepjes staan praten. Tim Keenan voegde zich bij hen.
- Wie is die kerel? vroeg hij.
- Weedon Scott, was het antwoord.
- En wie voor den drommel is Weedon Scott? vroeg de speler.
- O, een van die verwaande mijnexperts. Hij is erg dik met al die hooge oomes. Als je niet in moeilijkheden wil komen, doe je het verstandigst het niet met hem aan den stok te krijgen, dat zeg ik je. Hij is een hooge baas en de Gouverneur is een speciale vriend van hem.
- Ik dacht wel dat het een hooge was, zei de speler, daarom heb ik hem al bij het begin niet te pakken genomen.
|
|