dat al de andere honden dood waren. Hij werd nooit verslagen. Zijn vroegere training, toen hij vocht met Lip-lip en den heelen troep, kwam hem nu goed te pas. In de eerste plaats kwam de taaiheid waarmee hij zich op de been wist te houden - al de wolfshonden, Mackenzie, Skimo en Labrador honden, Malemoeten, alle probeerden hem om te gooien en hem zoo bij de keel te pakken - maar geen hunner was het ooit gelukt hem zijn evenwicht te doen verliezen.
En dan was er zijn bliksemsnelheid. Die gaf hem een ontzettend groot voordeel boven zijn tegenstanders. Hoe groot ook hun handigheid was bij het vechten, nooit had hij een hond getroffen die zoo vlug was als hijzelf.
Voorts moest er rekening gehouden worden met het plotselinge van zijn aanval. De gewone hond begon met grommen en knorren en de gewone hond werd eer hij het wist ondersteboven gegooid en doodgebeten voor hij was begonnen te vechten of van zijn verbazing bekomen.
Maar het grootste van alle voordeelen van Pittah was zijn ondervinding. Hij wist meer van vechten dan een der honden die tegenover hem stonden. Hij had meermalen gevochten, kende meer listen, terwijl zijn wijze van vechten onverbeterlijk was.
In den loop des tijds vocht hij hoe langer hoe minder en Mooie Smith was genoodzaakt wolven tegen hem te doen vechten. Deze werden voor dit doel opzettelijk door Indianen gevangen en een gevecht tusschen Pittah en een wolf trok altijd veel publiek.
Eens werd een volwassen vrouwelijke lynx gevangen en dezen keer ging het voor Pittah op leven en dood. Haar vlugheid was even groot als de zijne; haar woestheid eveneens, terwijl hij alleen met zijn tanden vocht en zij ook met haar scherpe klauwen.
Maar na de lynx hield al het vechten voor Pittah op. Er waren geen dieren meer om mee te vechten - ten minste geen welke die eer waard waren. Hij bleef dus alleen maar