hout dat langs de kanten van den weg stond. In het daglicht kon hij misschien de wolven raken en den hond redden.
- Bill! riep Henri hem na, pas op! Doe geen dwaze dingen!
Henri ging op de slede zitten en wachtte. Er bleef hem niets anders over. Bill was reeds uit het gezicht verdwenen, maar nu en dan verscheen en verdween Eénoor temidden van het kreupelhout. Henri begreep dat de hond reddeloos verloren was en dat scheen de hond zelf ook te begrijpen.
En toen gebeurde wat komen moest. Snel opeenvolgende schoten - en hij wist dat Bills ammunitie verbruikt was. Toen hoorde hij een razend gehuil en geblaf. Hij herkende Eénoors gillen van pijn en schrik, en hij hoorde een wolfskreet, die van een doodelijk gewond dier sprak.
En dat was alles. Het gehuil hield op, het blaffen zweeg.
Stilte daalde weer neer over het eenzame land.
Langen tijd bleef Henri op de slede zitten. Hij behoefde niet te gaan zien wat er was gebeurd. De twee overgebleven honden kropen bevend tegen zijn beenen.
Eindelijk stond hij lusteloos op, alsof alle veerkracht uit zijn lichaam was verdwenen. Hij spande de honden voor de slede, sloeg een touw over zijn schouder en hielp de honden trekken. Hij ging niet ver. Bij de eerste schemering sloeg hij haastig zijn kamp op en zorgde voor een grooten voorraad brandhout. Hij gaf den honden eten, maakte zijn eigen avondmaal gereed, at het op en legde zijn bed dicht bij het vuur.
Maar hij zou van dat bed niet genieten. Voor hij zijn oogen sloot, waren de wolven vlak bij gekomen. Hij kon ze thans duidelijk zien. Ze waren overal om hem en het vuur heen, in een nauwen kring en hij kon ze zien liggen, zitten, op hun buik voortsluipen of kruipen. Ze sliepen zelfs. Hier en daar zag hij er een als een hond ineengerold op de sneeuw liggen, genietend van den slaap, die hemzelf was ontstolen.
Hij zorgde dat het vuur flink bleef branden, want hij wist