Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+32. Andere samen spracke tusschen de H. Moeder en de siele.t'Kan gesongen worden op de vose van t'voorgaende.Ga naar voetnoot121.Siele:
O soete Moeder, die ick beminne,
hoogh verheven in des hemels troon,
aenhoort toch een bedruckde stemme,
die haer betrouwen heeft in u schoon.
| |
[pagina 219]
| |
Maria:
5[regelnummer]
Wie ist, die ick hier roepen hoore?
Wie ist, die daer met soo groot geklagh
als een basonne, klinckt in mijn oore?Ga naar voetnoot122.
Miennende siele, komt voor den dagh!
Siele:
Ick ben een arme, gebonden siele,
10[regelnummer]
van u, o moeder, seer wel bekint;
seer vol van wonden en naeckt geheelle,
mismaeckt, verduijstert, stom, dof en blint.Ga naar voetnoot123.
Maria:
Wat wilt toch dese, mijne gevanghen,
alhier mij komen aensoecken goet?
15[regelnummer]
Hebt ghij begheerte ende verlanghen,
dat ick u sou onbinden met spoet?
Siele:
O lieve Moeder, t'is mijn begheeren,
dat ghij met u lief hantiens soet
nu van mijn arme siel wilt weiren
20[regelnummer]
alle dies laghen en banden snot.Ga naar voetnoot124.
Ga naar margenoot+Maria:
Weest dan ontslaghen van alle banden
door de verdiensten van mijnen soon.
Ontfanckt mijn deughden als schoone panden
en soeckt daer met u profijt te doen.
Siele:
25[regelnummer]
Mijn soete moeder, ick danck u seere
van dese gratie overvloijt,
| |
[pagina 220]
| |
maer bidt u noch: Wilt oock mijn siele
wasschen en suijvren in iesus bloet.
Maria:
Comt, mijne dochter, ick sal u leijden
30[regelnummer]
al waer veel schoone fonteijnen staen.Ga naar voetnoot125.
Daer willen wij mijnen soon verbeijden.
Siet, moghlijck komt hij daer aengegaen!
Siele:
Och, hoe verlanckt mijn siel met lusten,
o soete Moeder, waeren wij daer!
35[regelnummer]
Mijn hert begint mij soo seer te dorsten!
Mij dunckt, ick sien mijn liefsten claer!
Maria:
O mijnen alderbeminsten soone,
wilt dese siele toch in u bloet
baeden en wasschen, reineghen schoone
40[regelnummer]
en maecktse droncken in liefde soet.
Ga naar margenoot+Jezus:
Mijn weerde moeder, uwe begheerte
en magh ick niemermeer wederstaen.
Brenckt dan u dochter hier in mijn herte,
wilt met haer in mijn fonteijnties gaen.
Maria:
45[regelnummer]
O mijnen alderbeminsten soone,
bereijdt ghij nu een pincentien goet.Ga naar voetnoot126.
Als haer hert sal sijn gesuijvert schoone,
schildert daer in dan u lijden groot.
| |
[pagina 221]
| |
Jesus:
Mijn soete Moeder, die ick beminne,
50[regelnummer]
om uwe liefde tot dese siel,
soo sluijt ick die in mijn herte binne
en vereenigh mij met haer geheel.
Maria:
Houwt haer aldaer, mijnen liefsten soone,
laetse daer slapen en rusten soet,
55[regelnummer]
opdat se smaecken magh ongewoone
de soetheijt van uwen overvloijt.
Jezus:
T'is mijn geneughte, mijn schoon vrindinne,
vereent te sijn met mijn bruijt miniot!Ga naar voetnoot127.
Leijtse vrouw moeder, dan nu heel binne
60[regelnummer]
en doet s'aenschouwen mijn glorie groot.
Ga naar margenoot+Maria:
Siet nu, o siele, d'hemelsche vreughde
met u inwendighe ooghen soet.
Siet, siet, wat glori en wat geneughte
voor een cleijn derven van t'aerdtse goet!
65[regelnummer]
Siet nu den loon van soo een cort lijden,
den schoonen glans van een lijdent hert.
Wilt daerom gerne lijden en strijden,
al kost het u vleesch en bloet met smert.
Seght dan, o siele, tot desen eijnde
70[regelnummer]
met veel salighen, ut liefde soet:
lijden of sterven, t'is toch te vinde
gheen goet noch soet sonder lijden groot.
Werckt manlijck en laet u hert verstercken!
| |
[pagina 222]
| |
Volhert getrouw in lijden en strijt,
75[regelnummer]
den wil vereenight met de wercken,
dat brenckt ons tot het eewigh iolijt!
fin.
|
|