Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+30. Beklagh liedeken van Maria tot den enghel Gabriel over haer bitter lijden.Vose:
| |
[pagina 215]
| |
siet: al wat dat ghij nu lijdt alhier,
10[regelnummer]
sal in vrught verkeeren soet.
Naer deze uwe droefheijt en pijn,
suldij boven al bij Godt verheven sijn.
Ga naar margenoot+Maria:
O Gabriel, sterckheijt Godts genaemt,
oock seijdij tot mij voorwaer,
15[regelnummer]
dat ick was vol van grati plaijsant!
Nu ben ick in droefheijt swaer,
in bitterheijt en in pijne groot,
een droeve moeder, benauwt al totter doot.
Gabriel:
O gebenedijde moeder soet,
20[regelnummer]
veracht u de wereldt nu,
de tijt die sal noch eens comen goet,
dat t'al sal lopen tot u!
Dan sult ghij helpen een ieders noot,
naer u wel believen en mogentheijt groot.Ga naar voetnoot116.
Maria:
25[regelnummer]
O Gabriel, ghij Artsch Engel reijn,
ghij seijde: d'Heer is met u!
Nu siet hem hanghen aen t'cruijs vijleijnGa naar voetnoot117.
en daer sterven de doot nu.
Hij wort begraven in dese tijt,
30[regelnummer]
dus ben ick soo langhe sijn presenti quit.
Ga naar margenoot+Gabriel:
O schoon cierat van hemel en erdt,
o weerde Moeder Godts reijn,
d'absenti van uwen soon eerweert
| |
[pagina 216]
| |
is naer sijn menscheijt alleen.
35[regelnummer]
Sijn Godtheijt sal altijt bij u sien
en sult hem hast wederom verriesen sien.Ga naar voetnoot118.
Maria:
Ghij seijden oock, o hemelschen baedt:Ga naar voetnoot119.
Boven al gebenedijt!
Nu siet, mijnen wee te boven gaet
40[regelnummer]
alle vrouwen deser tijt!
De wereldt heeft nu met mij den spot,
maer boven al met mijnen soon, haeren Godt
Gabriel:
Is dat de wereldt nu met u spot,
o suijver Maghet schoon,
45[regelnummer]
ghij blift nochtans de moeder van Godt
en ons glori, vreught en croon;
een cooningin van hemel en erdt,
die alle natijen sullen eeren weert.
De Siele:
Lieve vrouw, Moeder, vol droefheijt groot,
50[regelnummer]
sijt eewigh gebenedijt!
Comt mij te hulp in d'ur van mijn doot
en maeckt mijn siel verblijt
met u soete teghenwordigheijt.
Stiert al mijn ganghen en maeckt mij wel bereijdt.
fin.
|
|