Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+24. Een ander vose:Vere van Palastyn etc.Geluckig is die siel geacht,
die gants haer selve is ontwecken
en de sinnekens heeft veracht
met al haer loos en valsche trecken,
5[regelnummer]
die in Godt is overgegaen,
jae hem met liefde heel omvaen.
[die in Godt etc.
Die dat Goddelijck wesen reijn
gebruijcken en altijt genieten,Ga naar voetnoot100.
door liefde met hem sijn gemeijn
10[regelnummer]
en geheellijck daer in vervlieten;
die dat Goddelijck een in drij
omhelsen utter herten blij.
die dat etc.
O een in drij, mijn hooghste goet!
Ghij hebt mijn siel en hert doorschoten!
15[regelnummer]
Uwen soo amoureusen pijl
is in den gheest soo diep gevloten!
O crachtich vier, o soete wont!
| |
[pagina 202]
| |
Ghij hebt geraeckt den diepsten gront.
[o crachtich etc.
Ga naar margenoot+O waerachtighen minnaer schoon,
20[regelnummer]
met wat geneught en wat behaghen,
met wat bewis der liefden coen
genest de wonden van u slaghen.Ga naar voetnoot101.
Soeten minnaer, ghij maeckt u een
met de siele door liefden reijn.
[soeten minnaer etc.
25[regelnummer]
O levendigh, soet maeckent vier,
ghij verslint heel dat hert en siele.
Als eenen minnaer goedertier
neemt ghij de siel tot u geheelle;
jae, ghij deelt haer soetelijck mee
30[regelnummer]
u waerheijt, wisheijt ende vree.
jae ghij etc.
O goddelijck genieten soet,
hoe brenght ghij mee soo veel verheughen,
dat alleenlijck u schouwen soet
set de siele in vol geneughen.
35[regelnummer]
Jae, uwe hooghe Maiesteijt
t'herte geheel in u verbreijt.
[jae, uwe etc.
Ga naar margenoot+O crachtich vier, o liefde sterck,
dat de siele dus treckt omhooghe!
Den Vader door sijn godlijck werck
40[regelnummer]
baert daer in haer sonder vertoevenGa naar voetnoot102.
| |
[pagina 203]
| |
d'eewigh woort, sijnen soon bemint,
met den heijlighen Gheest bekint.
[d'eewig woort etc.
De siel, omvangen goddelijck,
siet dat drij int goddelijck eene,
45[regelnummer]
dat een in drij verborgentlijck,
dat s'omhelst door liefde reijne.
O wonder cracht der liefde sterck,
hoe verborghen is u utwerck!
o wonder cracht etc.
Seer wonderlijck is u advis,
50[regelnummer]
seer goddelijck en hoogh verheven.
Ghij sijt den honger en de spijs,
ghij sijt de cracht, ghij sijt het leven,
ghij sijt het water ende vier,
ghij werckt hier op duijsent manier!
ghij sijt het water etc.
55[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat ghij sijt in u wesen soet
maeckt ghij de siele hier door grati;
uwen goddelijcken overvloijt
vervult het hert met jubilatie.
De siele roept in dit verdwijn:
60[regelnummer]
Mij lief is mijn en ick ben sijn!
De siel roept etc.
O Liefde soet, o godlijck goet,
ghij sijt mijn rust, mijn eenigh deelle.
Ghij sijt mijns herten welde groot,
al mijnen schat en vreught geheelle.
65[regelnummer]
Sonder u kan mij paijen niet
en noch veel min versaeden iet.
fin.
|
|