Liederen van Mechtildis van Lom en andere annuntiaten, voorafgegaan door de Transcedron-kroniek van Barbara de Put
(1957)–Mechteldis van Lom, Barbara de Put– Auteursrechtelijk beschermdGa naar margenoot+6. Een ander vande verrissenisse ons Heeren.Vose: Alemand d'amour oft Mijnen gheest is opgeriesenO dagh vol van blijtschap heden!
Alle vruchtGa naar voetnoot18.* brengt ghij mede!
De droefheijden voorleden,
smert en pijn sijn voorbij!
5[regelnummer]
O mijn siel, smilt van tranne,
u lief is opgestaene
en nu verreesen saeneGa naar voetnoot19.
ut het graf, al waer hij
begraven lagh voor mij.
10[regelnummer]
Ick was beroert, onvrij;
mijnen moet die was gesoncken;
mijne siele gansch doordroncken
van droefheijt en duijstere dompen:
nu ben ick geworden blij!
15[regelnummer]
O dagh, vol van medecijne,
| |
[pagina 156]
| |
die door een doot met pijne
vernielt hebt het fenijne
des doots en helsche pijn!
Ga naar margenoot+Onse schult is nu gequieten,
20[regelnummer]
het hantschrift is gerieten,Ga naar voetnoot20.
den vijandt wegh gevlieten!
Wij sijn verloest met spoet
van s'vijandts vreetheijt groot
en van d'eeweghe doot!
25[regelnummer]
Nu is des vaders thooren
teghen ons arm, verloeren,
door sijnen Soone, hoogh geboeren,
verkeert in genaede soet.
Wij waeren duijster alomme
30[regelnummer]
door ons sonden gekomme,
met vreesen ende schroomen,
sonder hoep van het light.
O wonderlijck werck des Heere!
d'Operste son komt keere,
35[regelnummer]
sij draijt naer ons soo seere,
breckende het gewight,
dat ons sondeghe plightGa naar voetnoot21.
hadde gemaeckt soo dight,
Als iesus gaf sijn leven,
40[regelnummer]
voor ons aen t'cruijs verheven,
soo heeft hij ons het light gegeven
en onsen val opgericht.
Ga naar margenoot+O wanneer sal ick verrissen,
mijnen Godt eer bewisen,
45[regelnummer]
dancken, loven en prijsen,
g'nietten in eewigheijt?
| |
[pagina 157]
| |
Wanneer sal toch in mij dallen
des hemels lighte strallen
en clarheijt sonder fallen
50[regelnummer]
der soete eewigheijt
en in u Godlijckheijt
mijn hert heel sijn verbreijdt
door uwe glori crachtich,
die ghij Godt allemaghtich,
55[regelnummer]
u getrouwe diennaers eendrachtig
sult geven in eeuwigheijt?
Ga naar margenoot+O Godt vol van charitaten,
wilt toch tot mijnder baeten
mij heel verriesen laeten
60[regelnummer]
van sonden en boosheijt.
Wilt mij hier toch sterven leere,
mijn quae passien meereGa naar voetnoot21.*
en begraft se, o Heere,
door u almogentheijt.
65[regelnummer]
Laet mij in nieuwigheijt
verrissen, o goetheijt,
in een leven vol deughden
en uwen wil met vreughden.
Laet toch sijn alle mijne geneughten
70[regelnummer]
in dese sterffelijckheijt.Ga naar voetnoot21.**
fin.
|
|