Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten
(1727)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij
[pagina 431]
| |
Te singen: Als Repicavan &c.1. Hallelu-jah!
Soo roepen die den Dienst
Comt geluckig Paar, en die haar Feest vierd:
Singt op, en vrolijck roemd des Heeren naam;
Singt op, en vrolijck, &c.
2. Aanvangeloos
Is d'onvolpreesen Naam!
Wiens Loff van eeuw tot eeuwe duyren moet.
Loff aan dien Naam, zy 't spreecken, zy 't galmen
Van dees gevoegde tot in eeuwigheyd.
Van dees &c.
3. Daar 's Werelds oog
Te voorschijn komt en daald
Sy aller Wesen spring en Eynd geroemd!
En 't hert van twee gesmolten tot eene
Toon dubble kragten tot soo hoog een werk
Toon &c.
4. Roemd Hem die Hoog
Siet 's Werelds Volck als stoff;
Der Heemlen heerlijckheid is by hem niet.
Merckt uw Glory geluckig Paar Menschen
Gesalft ten dienste van soo een Heer!
Gesalft &c.
| |
[pagina 432]
| |
5. Is 't Schepsel yet
By 't Scheppen Wesen oyt,
Dat hooger dan den Hoogsten Hemel woond?
Ey dan! laat alle schepselen daalen,
En houd het hert steeds hoog, en Hemelwaards.
En houd &c.
6. Al woond hy hoog,
Nog is, en siet hy leeg
Beschouwt den Hemel, en siet d'Eerde door.
Nederig kend den onsigtbare Al-siende
In all' uw wercken, woorden en gedagt.
In all' uw wercken &c.
7. Na sig om-hoog
Treckt Hy die hier in 't stoff
Van smaad legt, en het is Hem stof van Eer.
Trots vry 's werelds versmaatheyd om Iesus,
Dien hoon is Hoogheyd, soo een stoff is Lof.
Dien hoon &c.
8. Uyt stof van smaad
Trekt Hyse niet alleen;
Maar maakter Koningen en Princen van.
In smaad voor Iesu werd gy verheven
Onder de Princen van het Hemels Hoff.
Onder &c.
9. Sijn Magt vrugtbaar
Maackt, die 't niet was voorheen,
En doet het huys van Kindren dreunen bly.
Al uw spruyten weer offert den Hemel,
En leerdse juychen, Hallelu-jah.
En leerdse &c.
|
|