Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten
(1727)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij
[pagina 287]
| |
Te singen als, De tyd is hier, &c. siet boven p. 84. de tweede regel herhaald.I.
EEn gouden kroon om 't weerdig hooft te vlyen
Is 't Heylig breyn eens Christens te gering,
Is 't Heylig breyn &c.
Dien 's Hemels Heyligheyd vol Heerschappyen
Al over 't hooft van lange jaren hing.
II.
't Geloof hem leert des eeuw'gen Konings Liefde,
Het weerdig soen van 's Konings eeuw'gen Soon:
Het weerdig soen, &c.
En (wan de Geest sijn sugten maar geriefde)
Wagt met geduld het eyndelose loon.
III.
Ick dagt, mijn Vader, wenscht' ik u veel jaren
(Uw jaren voor ons wensch'lijck) of veel eer,
(Uw jaren voor ons &c.
Veel aardschen slyck; ick gaf u aan de baren,
En vloed, van 't ydel werelds Op en Neer.
IV.
De witte lock kan u ten Nebo strecken,
Om 't Heylig Land van uwe Rust te sien,
Om 't Heylig Land &c.
(Ah! konden wy die jaren nog wat recken!)
Daar Sions berg sig u eerst aan quam bi'en.
V.
Hier op uw Hert te trots gemoedigt steyger',
Al d'aartschen draff, en ydelheyd verby,
Al d'aartschen draff, &c.
| |
[pagina 288]
| |
En ('t luck sig bied' in volle winden) weyger
Het kluyster aan te doen, nu so na vry.
VI.
't Gewenn' in Kanans taal met Zyons woorden
Sig oefnen om in s'Hemels rey te gaan, Sig oefnen &c.
En 's Hemels Geest, die wat Hy woud bekoorde,
Leer u des Hemels Waarheyd recht verstaan.
VII.
Die segg' u, dat voor tienmaal seven jaren
En drie, en drie des Hoogsten oog en sorg
En drie, en drie &c.
Als gy nog niet en sorgden, op u waren,
En stelden 't Bad ten wissen pand en borg:
VIII.
En huldede u ten Koning, al uw voorraad
Tot overvloed verschaftede u sijn hand,
Tot overvloed &c.
En stelden 't Land daar sijne Waarheyd voor-gaat
In Volheyd, uw gewenschte Vaderland.
IX.
Die segg'u, Dat Hy 't hert gemaackt, bevrydt, en
Herschapen heeft met dierbaar bloed en Geest
Herschapen heeft &c.
Op dat uw woord en Daad sijn naam belijden,
En houden 't ongedeessemt Paschen-feest.
X.
Ah! dien die Geest leert d'onuytspreeckbre reden,
De Waarheyd als s' in Christo selv bestaat,
De Waarheyd als &c.
Dat is de daad van duysend suyverheden,
En dat 's den top, waar heen mijn wenschen gaat.
Dit wenscht die van u 'tleven heeft gekregen,
En daag'lyks wacht uw Vaderlyken segen.
28 Wintermaand 1659. 7 in Loumaand 1660. |
|