Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten
(1727)–Jodocus van Lodenstein– AuteursrechtvrijTe singen als de tyd is hier, &c. siet boven p. 48. de tweede regel t'elckens herhaalt zynde.I.
MYn Vriend of gy gescheyden Duysend mijlen
Sijt // of een mijl twee drie, verschilt my niet:
Sijt // of een &c.
Als ick verlangend van u onderwijlen
Nog letter-taal, nog teecken en geniet.
II.
Af-zijn is Af-zijn merck ick wel, de smerte
Legt in het Af-niet in het Verre-zijn: Ligt in &c.
En 't missen van de taalmans van uw herte
Is, of gy digt of verr zijt, eene pijn.
III.
Nu merck ick eerst den grond van Syons wenen,
En waar het hapert, als die lieve Maagt
En waar het &c.
(Gaat maar haar Bruydegom een stap-verr heenen)
Haar liefs vertreck soo smert gevoelig draagt:
IV.
Geen eenmaal heeft Hy haar met diere eeden
Gesworen by d'onwanckelbare trouw, Gesworen &c.
Hy soud sijn aansigt bergen, maar sijn treden
Hy van haer noyt te verr doen wijcken souw.
| |
[pagina 285]
| |
Als sy dan hert- en sorge-loos gaat dwalen,
En sig vergaapt aan 's werelts kramery, en sig &c.
Laat hy de stralen van sijn ooge dalen
(Dat sy Hem mist) maar blijft haar echter by.
VI.
Daar smelt dan 't hert in tranen, als die ster gaat
En duyckt bene'en de kim; sy roept Staat! Staat!
En duyckt bene'en de kim &c.
Mijn lief wat baat'et of gy niet te verr-gaat
Als ick u niet en sie mijn troost vergaat:
VII.
De Teeckens van uw toegenegen herte
Verbergen sig, ick sie u aansigt niet: Verbergen &c.
Gy spreeckt niet tot mijn Ziel, en, (O wat smerte!)
Gy stuyt de pijlen weder dien ick schiet.
VIII.
Uw posten die voor dees my kondschap bragten
Van u standvastig hert my toegedaan, Van u &c.
(De mijnen laas! verflauwen en versmachten)
En komen niet, of komen onbela'en.
IX.
Geen brieven van uw hand! geen segel-teecken!
Geen naam daarin, en op mijn hert gedrukt! Geen &c.
Geen Duysend ons gewone liefde-treecken!
Helaas! mijn lief is van my weg-geruckt!
X.
Dus klaagt de Dogter Zyons, en ist wonder?
Want al sijn woorden sijn haar maar geluyd, Want &c.
En al sijn brieven sonder Naam daar onder,
En niet een segel druckt sijn liefden uyt.
XI.
't Onsichtbaar dat sy eens verstond, te missen
Dunckt u dat niet ondragelijcke pijn? Dunckt &c.
Dat Hy sig maar verbergt is quaad te gissen,
Maar weg te zijn, dunckt haar is weg-te-zijn.
18 Wintermaand 1659. |
|