Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten
(1727)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij
[pagina 232]
| |
Te singen (twee versen voor een genomen, en sonder herhalingen) op de voys van Petit Bordeaux, siet boven pag. 181.
| |
[pagina 233]
| |
Daar gy, (Nigt) niet odner sijt. Daar gy &c.
III.
U sijn Hemel-ligte reden
Reden van uw Lijdsaamheyd; Reden van &c.
En het Herte soo te vreden
Wer dit noyt genoeg geseyd. Werd dit noyt &c.
IV.
Nigte, wat is sy geluckig!
Die de sware Wereld scheyd. Die de sware &c.
Altijd tranig, altijd druckig
Eens gelijck heeft af-geleyd! Eens gelijck &c.
V.
Daar de vleugelen haar droegen
Van 't gelovig schemer-ligt: Van 't gelovig &c.
Draagt haar nu in vol genoegen
't Eeuwig glorieus gesigt. 't Eeuwig &c.
VI.
't Soet geselschap, datse op aarden
In een laage hutte sogt, In een laage &c.
Werd haar nu in grooter waard', en
Hemel-Heerlijck toe gebrogt Hemel-Heerlijck &c.
VII.
't Hemelsch heye der Cherubijnen,
Seraphijnen van om hoog Seraphijnen van &c.
Doen haar nu den druck verdwijnen,
Met haar Iesus in het oog. Met haar Iesus &c.
VIII.
Ziele-spijs in aarde vaten,
Schaars in lett'ren en francijn! Schaar in&c.
Daar sal 't hong'rig hert de maat, en
Iesus selfs de Leeraar sijn. Iesus self &c.
IX.
Hier gehuyst, en hier soo deerlijck
In een pijnlijck vleesch en bloed, In een &c.
Siet nu sonder vleesch en heerlijck
't Ongevleeschde vleesch te moet. 't Ongevleeschde &c.
| |
[pagina 234]
| |
X.
Nu haar na-gestaart na boven
Tot het ongemeten Klaar: Tot het ongemeten &c.
Door het ongesien Geloven
Ongesien en onsigtbaar. Ongesien en &c.
XI.
Moeten hier noch weynig dagen
Sijn besteed in traan en sugt: Sijn besteed &c.
Laat het ons geduldig dragen,
Vlugt de tijd ons moeyte vlugt. Vlugt de tijd &c.
XII.
Hier sal 't lesen ons vermaken,
En de daden van de Deugd: En de daden &c.
Tot het woord ons self genaack, en
Sy ons eyndelose vreugd. Sy ons eyndelose &c.
26 Wynmaant 1658. |
|