Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten
(1727)–Jodocus van Lodenstein– AuteursrechtvrijVoyse: Un jour &c.I.
HOog! om hoog! mijn ziel, na boven!
Hier beneden is het niet:
't Rechte leven, leven, loven,
Is maar daarmen Jesum siet.
Al wat gy siet op aard,
Al wat gy hoort op aard,
Is uw kostlijck leven, lieven, loven,
Al wat gy wenscht op aard,
Is uw kost'lijck hert niet waard.
II.
Schoon en pracht is enckel schijn, en
Ydelheyt al 't kostelijck,
Lusten met 't gebruyck verdwijnen,
Goud en silver is maar slijck:
Daar 't kostelijcke bloed
| |
[pagina 156]
| |
Daar 't kostelijcke bloed
Waardig all uw leven, lieven loven,
Daar 't kostelijcke bloed
't Hert boven alles gelden doet.
III.
't Leven sonder eynden Heerlijck,
Na dit leven krijgelijck,
Is, mijn siel, alleen begeerlijck,
En beweegt onsigtbaarlijck:
Sluyt maar uw vleeschlijck oog,
Sluyt maar etc.
Want dit heerlijck leven, leven, leven,
Sluyt maar uw vleeschlijck oog,
Want dit leven is om hoog.
IV.
Sonder sterven voor Godt leven,
Sonder moeyte, sonder pijn,
Sonder sieckte, sonder beven,
Sonder quel, en sonder quijn:
O! yd'le siel bedenckt, O! yd'le etc.
Sonder sterven leven, leven, leven,
O! yd'le siel bedenckt,
Wat u den Hemel goedig schenckt.
V.
Leven in volmaackte deugden,
Tot des Heeren Heerlijckheyd,
Vrolijck in des Hemels vreugden,
Heylig in sijn Heylicheyd:
Met so een glansch vereent, Met soo etc.
Sonder sonden leven, leven, leven,
Met soo een glansch vereent,
Siet wat den Hemel u verleent.
VI.
Hersenlosen, die de snooden
Sonden doet, en daar in leeft,
Weet gy niet, dat u de dood, en
| |
[pagina 157]
| |
Hel nog in den boesem kleeft?
Wilt gy ten leven gaan? Wilt gy etc.
Vangt der deugden leven, leven, leven,
Wilt gy ten leven gaan?
Vangt hier het deugdsaam leven aan.
VII.
Wenschelijck en lievens-weerdig
Is mijn Iesus, daar de min
Altijd tot wat anders veerdig
Vind alleen genoegen in!
Mijn siel na boven dan, Mijn siel etc.
Daar ick Iesus lieven, lieven, lieven,
Mijn siel na boven dan,
Daar ick het heyl aanschouwen kan.
VIII.
Alderminnelijckste Schoonheyd!
Oorsaack van al wat hier schoon schijnt,
Die door jaren, nog gewoonheyd
Min vermaackt, of oyt verdwijnt.
U, Schoonheyd, bid ick aan,
Wil ick oyt yets lieven, lieven, lieven,
U, Schoonheyd, bid ick aan,
Daar sal het hert eerst henen gaan.
IX.
Allerley Bevallijckheden
Diemen hier bedencken kan,
Menschen-liefde, menschen seden,
Sijnder maar een schaduw van.
Dit steelt mijn hert en al, Dit etc.
Lust my yet te lieven, lieven, lieven,
Dit steelt mijn hert en al,
Dit boven al ick lieven sal.
X.
Ah! dat aller menschen tongen,
Aller Eng'len wackerheyd
t'Samen-spanden, t'samen songen
| |
[pagina 158]
| |
Jesus loff en Heerlijckheyd!
Waackt op Hert, mond, en hand,
Waackt op mijn Cyter; want
Iesus is te loven, loven, loven:
Waackt all' op hier is stoff,
Singt sonder eynden Iesus loff.
27 in Oogstmaand 1665. |
|