Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten
(1727)–Jodocus van Lodenstein– AuteursrechtvrijJ. van Lodensteyns UytSpanningen, II. Deel.
| |
[pagina 98]
| |
Psalm XIX: 18. Laat de Redenen mijnes mondts, ende de overdenckinge mijns herten wel-behagelijck sijn voor uw aangesigte, O Heere, mijn Rots-steen en mijn Verlosser.
Psalm LXIII: 7. Als ick uwer gedencke op mijne leger-stede, soo peynse ick aan u in der nagt-waken.
Psalm CIV: 34. Mijne overdenkinge van Hem sal soete zyn.
Job XXXV: 10. Maar niemant en seydt: Waar is Godt, mijn Maker, die de Psalmen geeft in der nagt?
Jerem IV: 14. Hoe lange sult gy de gedagten uwer ydelheyd in 't binnenste van u laten vernagten?
Psalm XLV: 2. Mijn Herte geeft een goede reden op: Ik segge mijne gedigten uyt van eenen Koning. |
|