Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten
(1727)–Jodocus van Lodenstein– AuteursrechtvrijTe singen als: Wie sleet heugelyker dagen, siet p. 181.I.
DRoncken sijn in stercke drancken,Ga naar margenoot+
Droncken sijn in praal in pracht,
Droncken in onkuysche rancken,Ga naar margenoot+
Droncken sijn daar yder lagt,
Is een slaav, en sot, en dol zijn:
Wy sijn droncken met verstand,
Als wy van den Hemel vol zijn,Ga naar margenoot+
Bly, en droevig overhand.
II.
d' Heyl-fonteyn met duysend kranen,Ga naar margenoot+
Teugen van het wonden-bloed,Ga naar margenoot+
Opgeslorpte eygen tranen,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 53]
| |
Die ons Liefde storten doet,
Maken ons dus hoog beschoncken.
Soo dit bloed en water doet,
Denckt, wy sijn met sinnen droncken,
En den Geest is in het bloed.Ga naar margenoot+
III.
Droncke lieden moeten singen;Ga naar margenoot+
Sorg en vrese buyten staan;Ga naar margenoot+
Lamme droncke lieden springen;Ga naar margenoot+
Swacke droncken moedig gaan;Ga naar margenoot+
Blode droncken sijn vrymoedig;Ga naar margenoot+
Arme droncken werden rijck;Ga naar margenoot+
Treur'ge droncken sijn blymoedig;Ga naar margenoot+
Waarom wy niet des-gelijck?
IV.
Spotten alle wereldlingen,
Ider laat sijn vryen spot:
Arger seydmen van ons singen
Niet, dan, Dronckenschap maackt sot.Ga naar margenoot+
Lente-maand 1661. |
|