Uytspanningen, behelsende eenige stichtelyke liederen, en andere gedichten
(1727)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtvrij
[pagina 50]
| |
Stem: So droeg Cleopatra.I.
GEluckig dien de Soon
Des Hemels uyt sijn throon,
Van Satans tyranny,
En diere schulden vry
Gemaackt, als kind'ren hoed,
En hoger rijsen doet
Dan Koningen en Graven:
So send den Hemel heen sijn vry gekochte slaven.
II.
Die hongerig en naackt,
Gebreckig en mismaackt,
De slaverny gewoon
Sijn; 's Hemels dierbaar Soon
In vryheyd steld, en soet 't
Haar bittere arremoed,
Met overvloed van haven:
So send den Hemel heen sijn vrygelate slaven.
III.
Hy schenckt haar Hemelsch brood,
| |
[pagina 51]
| |
Dat niet alleen in nood
Van honger, spijst en sterckt;
Maar kragt en leven werckt
(Om dat het selve leefd)
In die geen leven heeft,
Maar stinckend legt begraven:
Dus send den Hemel heen sijn vrygekogte slaven.
IV.
Een Lam dat altijd leefd,
En altijd voedsel geeft,
Dat eens geslagtet is,
En altijd op den disch
Weer versch-gebraden staat;
Ons voed, en noyt vergaat:
Een spijs trots and're braven:
Dus send den Hemel heen sijn &c.
V.
Een Lam aan 't schriclijck vier
Gebraden, dat van hier
Tot in de Helle gloeyd,
En ons had oyt geschroeyd,
Was dit Lam niet geblaackt,
Nu eetmen 't toegemaackt,
Te reys' met schoe en staven.
Dus send den Hemel heen sijn &c.
VI.
Een Bron van Levens vogt
Brengt Hy uyt droge krogt
En uyt een dorr' woestijn,
Want 's werelds Sonne-schijn
In Middag-hitt (die schroeyd)
Sijn Reysiger vermoeyd,
Om haren brand te laven:
Dus send den Hemel heen sijn &c.
VII.
Nog schenckt Hy and'ren dranck,
| |
[pagina 52]
| |
Geen vrugt van wijngaard-ranck,
Geen wijn van Cana 's Feest,
Geen Druyven-bloed: maar Geest
En kragt van Hemelsch bloed,
Die stommen spreken doet,
En kreup'le voeten draven:
Dus send den Hemel heen sijn &c.
VIII.
Met kleding sonder ga
Vercierd haar sijn gena,
Daar paarlen ongemeen,
Daar silver, purper, Steen,
Smaragd, en Diamant,
Maar stof by sijn en sant,
Met onwaardeerbre gaven,
Dus send den Hemel heen sijn vrygekogte slaven.
|
|