Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 638]
| |
131
| |
I.O Opperwesig Heere!Ga naar margenoot1
Hoe schoon is het verkeren
Met u in 's Hemels Hoff;
Hoe schoon is u gesichte/Ga naar margenoot4
5[regelnummer]
Vol Hemels Sonne-lichte!
Hoe weerdig sijt gy loff!Ga naar margenoot6
| |
II.O hoogverheven Koningh!
O Rotsteen tot mijn woningh!Ga naar margenoot8
Der Heyerscharen Heer.
10[regelnummer]
O wesen aller wesen!
Hoe seer sijt gy te vresen!
Seer groot is uw 's Naems eer.
| |
III.Jehova light en leven!
Jehova hooch-verheven!
15[regelnummer]
Jehova sielen rust!
O hoe oneyndich heerlijck
Hoe schoon en hoe begeerlijck
Sijt gy mijn rust en lust.
| |
[pagina 639]
| |
IV.Oneyndich hoogh-verheven!
20[regelnummer]
Oneyndich salich leven!
O Rustelose Rust!
Ja daer u glans komt schijnen/
Daer moet de siel verdwijnen/
In u als gy haer kust.
| |
V.25[regelnummer]
O Heer ick stae verlegenGa naar margenoot25
Wat loff dat ick sal geven
U groote Majesteyt;
Om eenichsins met stucken/Ga naar margenoot28
Soo iet wat uyt te drucken/
30[regelnummer]
Van uwe Weerdicheyt.
| |
[pagina 640]
| |
VI.O kond' ick eens uytgalmen
U loff door lied of Psalmen
Tot grootheyt van u eer;
Maar ach! mijn light! mijn leven!Ga naar margenoot34
35[regelnummer]
Wat loff sal ick u geven?
O groot oneyndich Heer.
| |
VII.Veel naerder staet mijn sincken/Ga naar margenoot37
In d' Oceaen verdrincken/
Van Gods verwonderingh:Ga naar margenoot39
40[regelnummer]
Dan dat ick uwen naemeGa naar margenoot40
Sou konnen loff berameGa naar margenoot41
Hooch boven alle dingh.
| |
VIII.O algenoeghsaem heerlijck!
Hoe schoon/ lief en begeerlijck/
45[regelnummer]
Verheven Majesteyt!
Ick vind' begin noch ende
Waer dat mijn siel gaet wende/
't Blijft al oneyndicheyt.Ga naar margenoot48
| |
XI.O weerdigh schone Heere!
50[regelnummer]
U toekomt grootheyt/ eere/Ga naar margenoot50
Loff/ glory/ liefd' en roem.
Ach Heer! gy treckt mijn sinnenGa naar margenoot52
Siel lichaem in u binnen
In 't Godlijck Heylichdom.
| |
X.55[regelnummer]
Wat doet gy daer al dalen
Veel heerlijck' schone stralen
Van uw aangesicht schoon!
Hooch herelijck verheven
Sie ick u daer mijn levenGa naar margenoot59
60[regelnummer]
Op u Majesteyts troon.
| |
[pagina 641]
| |
XI.Uw schoonheyt doet my sincken
Als of ick sou verdrincken
In dat heerlijck gesight:
O Salich! Salich sincken!
65[regelnummer]
O Salich te verdrincken
In 't eeuwig salich Light!
| |
XII.Hoe veyligh is dat rusten
In u door siels wellusten?
Hoe smaecklijck is u wijn?
70[regelnummer]
Gy maeckt mijn siele dronckenGa naar margenoot70
Door liefde soo beschoncken
In 't Wijn-huys-liefde-wijn.Ga naar margenoot72
| |
XIII.O heylich vrolijck droncken!
Soo veylich ingeschoncken
75[regelnummer]
Der salicheden Zee!
Lief lieflijck sterven leven!
Siel lichaem soo te geven
In d' ongegronde Zee;Ga naar margenoot78
| |
XIV.Leeft/ leeft dan Koningh levet!
80[regelnummer]
En in en door my swevet/
Ey dood al wat my smert:
Door Jesus offerhande
Door Jesus liefde-bande
O Herte van mijn hert!
| |
XV.85[regelnummer]
O looft hem Jesus Scharen!
Oneyndich wilt verklarenGa naar margenoot86
Sijn groote Majesteyt.
En gy mijn siele dringet
In hem/ en met haar singetGa naar margenoot89
90[regelnummer]
Hem loff in eeuwicheyt.
| |
[pagina 642]
| |
's Heeren Heerlijckheyts loff. Lied van een anonieme auteur, door L. aan de bundel toegevoegd. De dichter vermeldt dat de tekst gedicht is door een ‘onlangs in Holland’ overleden meisje of jonge vrouw. In het gedicht komt de gedachte naar voren dat het onmogelijk is Gods liefde uit te drukken. De ziel acht zich onwaardig dat God in haar zou neerdalen om zalige gemeenschap met haar te hebben, maar verlangt hier vurig naar. De vereniging met God wordt in exclamatische, mystieke termen beschreven. Voorbeelden daarvan zijn het zalig verdrinken, het dronken worden en het tegelijk leven en sterven. Dit mystieke element zal L. aangesproken hebben. Ook in L.'s eigen dichtwerk is sprake van dergelijke passages, zoals in Stichtelijke Bedenckingen (tekst 79) en May-tyds Morgen-lof (tekst 102). |
|