Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 626]
| |
129
| |
b Op den Verrader Judas.5[regelnummer]
Men segt dat Judas boos sijn Meester heeft verraden;Ga naar margenoot5
Sijn regten meester heeft'et aan hem self gedaan.Ga naar margenoot6
Want siet de Duyvel was sijn meester: die met raden/Ga naar margenoot7-8
Te gelt-sugt/ claaglijck hem beraan heeft en verra'en.Ga naar margenoot7-8Ga naar margenoot8
| |
c Op een die Gods Woord lief heeft.Wat is Niclaas dat u met liefden heeft beladen?Ga naar margenoot9
10[regelnummer]
Dat is u haast geseyd/ het is een eenig Woord.Ga naar margenoot10
Kom seg het my/ veel-ligt sal ick u wel beraden:Ga naar margenoot11
Ick heb 't u daar geseyd; hebt gy het niet gehoort?Ga naar margenoot12
| |
d Op een die Gods Woord niet lief en heeft.Gy segt Lo-nicsaph 'k heb geen tijd Gods Woord te lesen.Ga naar margenoot13
En alsmen u de tijd veelsins verquisten siet:Ga naar margenoot14
15[regelnummer]
Nog vind gy wel excuys/ en cunt waaragtig wesen.Ga naar margenoot15
'k Heb/ (segt gy) tijds genoeg/ maar tot het Lesen niet.
| |
e De Waarheyd verdraydt.Mijn Leeraar segt altijd/ het swaarst moet 't meeste wegen/
Siet daarom agt ick oock het fijne Goud veel meerGa naar margenoot18
Dan al sijn woorden. Dwaas! ick vrees' dat gy verlegenGa naar margenoot19
20[regelnummer]
Met sulck een swaart' ter hell eerlang sult sincken neer.Ga naar margenoot20
| |
[pagina 627]
| |
f Op eene grouwsame Conscientie-verwoesting.Ga naar margenoot+
Oseb-ja, dat is een geval van uw Conscienty/Ga naar margenoot21
Segt gy/ en soeckt daar op des Kerckenraats sententy.Ga naar margenoot22
Maar 't is abuys/ mijn Vriend; seg my/ Hoe is dit een
Geval van uw gewiss? Want gy en hebt'er geen.Ga naar margenoot24
25[regelnummer]
Ey! wilt het geen geval van uw Gewiss meer heten/Ga naar margenoot25
Maar noemt het een gewis verval van uw geweten.
| |
g Op eene Godtsalige swack van Lichaam, te weten D. Johannes vander Wenden.Ga naar margenoot+Johannes wenschte dat sijn lichaam frisch waarGa naar margenoot27
Dewijl sijn siel des Hemels Heyl geniet:Ga naar margenoot28
Ick seyd/ den Hemel hier op aard wel is/ maar
30[regelnummer]
D' Opstanding en bereyckt den mensch hier niet.Ga naar margenoot30
| |
h Ongelijcks Quytschelding.Ga naar margenoot+Mijn vriend van my met hulp beweldaadt heeft hemGa naar margenoot31Ga naar margenoot31-32
Vergrepen en aan andre 't sijnn' vergeven,Ga naar margenoot31-32Ga naar margenoot32
Ja Siel en lijff met spijs en dranck vergeven:Ga naar margenoot33
Dies ick/ nu 't al vergeven is/ vergeev 't hem.Ga naar margenoot34
| |
i Op eenen Leugenaar.Ga naar margenoot+35[regelnummer]
De waarheyd, vriend sijt gy gewoon te sparen,Ga naar margenoot35
Maar die sig inbeeldt/ dat gy metter tijd
Een groten schat van waarheyd sult vergarenGa naar margenoot37
Die mist; want dus raackt g' alle waarheyd quijt.Ga naar margenoot38
Ick waarschouw u/ so gy gewoon te liegenGa naar margenoot39
40[regelnummer]
So voort gaat/ en uw even-mensch bedriegt/Ga naar margenoot40
Gy sult eer-lang u selven oock bedriegen/
En menen dat gy waar segt als gy liegt.Ga naar margenoot42
| |
j Een trouw Dienaar.Godt sonder trouw te dienen is so goedGa naar margenoot43
Als Hem in trouw te dienen: dies ick (moetGa naar margenoot44
45[regelnummer]
Ick in dit leven met of sonder vrouw// sijn)
Wil Hem getrouwt/ of ongetrouwt getrouw// sijn.Ga naar margenoot46
| |
[pagina 628]
| |
k Eenen Voorganger.Ga naar margenoot+Gy segt/ dat gy Voorganger op den weg sijt
Die door dees Wildernis ten leven leyd/Ga naar margenoot48
Leeraar: en gy bedriegt u self: want (seg my) lijdtGa naar margenoot49
50[regelnummer]
Gy wel den smaad der Christ'nen? En verbreydt
Uw leven 's Heren naam? hoe gaat gy voor
Met hert of stem? Ey laat u niet valschs voorstaan;Ga naar margenoot52
Want wijst uw stem slegs niet uw gang het spoor/Ga naar margenoot53
Gy gaat selv niet, hoe soud gy andere voor gaan?
| |
l Noot-spraack.Ga naar margenoot+55[regelnummer]
Als N. gesond was en sijn volck gesond was/Ga naar margenoot55
Kond hy bespotten/ die Godt in den geest
Te cunnen dienen seyden sonder Feest/Ga naar margenoot57
't Sijn ketters/ ketters sijn 't! steeds in sijn mond was.Ga naar margenoot58
Nu heeft de pest 't onnosel volck ontstekenGa naar margenoot59
60[regelnummer]
De Man met Feest en al tijdt op der loop/Ga naar margenoot60
En soeckt by sulcke Bidders troost en hoop:
So veel schilt in, of buyten nood te spreken.Ga naar margenoot62
| |
m Dwaling-lose dwaal-sterren, of de Twaalf Apostelen.Ga naar margenoot+Sy dwaalden door dit groote RondGa naar margenoot63
Als ligten/ die Gods saalge leerenGa naar margenoot64
65[regelnummer]
Vercondigden/ en 't oud Verbond
In 't nieuw voorspoedig om de'en keren.Ga naar margenoot66
In 't dwalen het geleyde vanGa naar margenoot67
Gods Geest haar hoed'de voor de falen/Ga naar margenoot68
Sijn 't Ligten! wel ick noem' haar danGa naar margenoot69
70[regelnummer]
Dwaal-sterren die niet cunnen dwalen.
| |
n Beweginge.Mijn Leraar heeft my 't herte door-bewogen/Ga naar margenoot71
Om onbeweeglijck in Gods weg te gaan:Ga naar margenoot72
Dat is niet vreemd want sijn standvastig pogen
Houd onbeweegelijck beweeglijck aan:Ga naar margenoot74
75[regelnummer]
Ick was bewegelijck door onbeweeglijck aanstaan/Ga naar margenoot75
En onbeweeglijck vast door sijn beweeglijck aanraan.Ga naar margenoot76
| |
[pagina 629]
| |
o Op Des Heeren Gods Boeck of de H. Schrifture.Goud is/ voor de werld/ begeerlijck/Ga naar margenoot77
Land en sand met lust vermeerlijck/Ga naar margenoot78
Pragt en hooge Staten Heerlijck;Ga naar margenoot79
80[regelnummer]
Dyamanten on-verteerlijck;Ga naar margenoot80
Cost en Kleed sijn on-ontbeerlijck/Ga naar margenoot81
Wel-gestelde seden eerlijck/Ga naar margenoot82
Veler wijsen schriften leerlijck;Ga naar margenoot83
Maar dit Boeck is onweerdeerlijck.Ga naar margenoot84
| |
p 't Grootst Verlies.85[regelnummer]
Quaad-aard had door meyneed vermoord sijn siel/
En nu beclaagt hy 't lot dat hem beschoren is/
Om dat met sijn gewis sijn staat verviel.Ga naar margenoot87
Maar dat 's een cleyn verlies als 't al verloren is.Ga naar margenoot88
| |
q Hooft- en Leden-Meuyterye, en -Tyrannye.Ga naar margenoot+Off ick de Leden sonder Hooft sie hollen/
90[regelnummer]
Dan off ick 't Hooft sie sonder Leden rollen/
Is beyd by my van weynig onderscheyd.Ga naar margenoot91
Dit is 't verschil: Een lomp lijff sonder Hooft rolt;Ga naar margenoot92
Maar 't is een Hooffdig hollen als het Hooft holt:Ga naar margenoot93
't Gevaarlijckst dul/ is hollen met beleyd.Ga naar margenoot94
| |
r Beschuldigde Onschuld.95[regelnummer]
Jan hief sijn hand en dreygd met volle leden PeterGa naar margenoot95
Te slaan; Maar Peter wijs ontweeck die slag, en seyd
Geen dreygement en quetst; beyd vriend/ het is my beterGa naar margenoot97
Dat ick voor eens pareer/ dan op uw vuysten beyd.Ga naar margenoot98
Mit sloeg Jan toe/ en mis, en rolden in het voet-sandGa naar margenoot99
100[regelnummer]
Dat neus en kinneback hem spleet; doe riep hy/ Pier!Ga naar margenoot100
Uw schuld is dat ik my dus quets' en sta vol bloet/ wantGa naar margenoot101
Had gy niet boselijck ontweken/ 'k stond nog hier.Ga naar margenoot102
| |
[pagina 630]
| |
s Fleuyten.Ga naar margenoot+N.N. Gy leegt veel grote fleuyten vast/Ga naar margenoot103
En geeft aan Siel en lijff den wissen dood-slag:Ga naar margenoot104
105[regelnummer]
Daar van so fel een moord/ en overlastGa naar margenoot105-106Ga naar margenoot105
U self te doen/ geen mensch ter werelt nood sag.Ga naar margenoot105-106
'k Ben/ segt gy/ self verwondert/ hoe de kus
Van Menschen-gunst en Vriendschap my veroveren
En hoe de naam van Land of Prins my dusGa naar margenoot109
110[regelnummer]
Door ingebeelde welvaard can betoveren.
'T is of een soet gespeel my trock/ en blindd'/Ga naar margenoot111
En dwong/ En ick geen magt had my te steuyten;Ga naar margenoot112
Daar ick mijn goed (quansuys van elck bemindt)Ga naar margenoot113
Den vreemden aan mijn eygen disch sie beuyten/Ga naar margenoot114
115[regelnummer]
Tot dat ik 's Vaders erf (af aardig kind)Ga naar margenoot115
Verteerd' sie/ en sijn ponden al te deuyten.Ga naar margenoot116
Vriend/ wilt gy weten wat u dus ontsint?Ga naar margenoot117
De Duyvel speelt u dwaas/ op sulcke Fleuyten.Ga naar margenoot118
| |
t Verkeerde Voorsigticheyd.N. seyd Hy was op elcke slag verdagtGa naar margenoot119
120[regelnummer]
En daarom woud sijn vyand niet verspreken,Ga naar margenoot120
Versprack sig met sijn Vriend om so te brekenGa naar margenoot121
Sijns Haters raad/ soo maackt hy sig verdagt,Ga naar margenoot122
Voor oyt: en heeft maar eens den slag gebroken.Ga naar margenoot123
Dus met verdagt sijn/ heeft hy sig verdagtGa naar margenoot124
125[regelnummer]
En met verspreken, heeft hy sig versproken.Ga naar margenoot125
| |
u Slaafsche Vryheyd.Gy segt Niclaas mijn aard is vry/ en ick en can nietGa naar margenoot126Ga naar margenoot126-127
In een'gen toom sijn/ maar ick moet mijn wille doen.Ga naar margenoot126-127
Ick can niet, segt gy/ en ick moet; en merckt gy dan niet
Dat gy in schijn van vry u voor geen dwank cunt hoen?Ga naar margenoot129
| |
[pagina 631]
| |
v Uyt-gelesen Boecken.130[regelnummer]
Andries gy stoft op uyt-gelesen Boecken/Ga naar margenoot130
En segt/ gy hebt uw kas en Camer vol.Ga naar margenoot131
So sijn uw kas/ uw Camer en alle hoeckenGa naar margenoot133
Vol wijsheyd/ maar uw hersens blijven holl.Ga naar margenoot134
Wat baat'et u Andries of gy met pijn
135[regelnummer]
En groote kost veel boecken t'saam vergadert/Ga naar margenoot135
En setse daar en stoft daar op. Dan sijn
En staan sy wel bestoft, maar niet door-bladerd/Ga naar margenoot137
En niet door-bladerd/ sijn sy wel gepresen/
Wel uyt-gelesen, maar niet uyt-gelesen.
| |
w Hoog-herticheyd.140[regelnummer]
Hoog-hert staat op de wagt van hoger ampt en eere/Ga naar margenoot140
Des vangt hy aan al vroeg der hogen trant te leere'Ga naar margenoot141
En comt hem een der cleynen in 't gemoet; hy sietGa naar margenoot142
Sijn groet/ maar weerdigt hem sijn diere weer-groet niet.Ga naar margenoot143
Soud so een hoogheyd op so laag een laagheyd agt slaan?
145[regelnummer]
Neen/ neen/ soldaten groeten niet die op de wagt staan.
| |
x Verdraagsaamheyd.
Verdraagsaamheyd (riep Diotreeph) verdragenGa naar margenoot146
Moet d'een den and'ren/ en hy had het noestGa naar margenoot147
Met vrome Leeraars van haar plaats te jagen.
Nu sie 'k/ hy meent verdragen naar het woest.Ga naar margenoot149
| |
y Idele Menschen-vreese.Ga naar margenoot+150[regelnummer]
Het Volk beginter twe wat vreselijck te agten.Ga naar margenoot150
Gauw is Johannes/ maar eenvoudig en opregt.Ga naar margenoot151
Boos is N.N. maar bot en heel on-afgeregt.Ga naar margenoot152
Ik seg/ 't gemeen en heeft van dees geen quaad te wagten.Ga naar margenoot153
Want die is arg genoeg maar is niet erg genoeg/Ga naar margenoot154
155[regelnummer]
En dees is erg genoeg/ maar is niet arg genoeg.Ga naar margenoot155
| |
[pagina 632]
| |
z Soet-voericheyd.Ga naar margenoot+Grauw wil 't gemack in 't setten van sijn voeten/Ga naar margenoot156
Daar aan dees sy de weg geen ruymte meerGa naar margenoot157
En heeft; en dus de wagen sulx sal moetenGa naar margenoot158
Becopen/ met ten dijck van boven neer.Ga naar margenoot159
160[regelnummer]
Heer Ludewijck te regt getoenaamd Treed-sagtGa naar margenoot160
Soud Land en Volck gebieden tot haar heyl
So hy sijn sagten aerd niet al om meed-bragt.Ga naar margenoot162
Maar nu is Hem een heuveltje te steyl.
Hy siet wel/ hoe men 't regt regt-uyt betragtenGa naar margenoot164
165[regelnummer]
Moest/ maar daar tegen so veel weder-stand/Ga naar margenoot165
En so veel onbevoeglijckheyds sijn sagtenGa naar margenoot166
Mis-tred/ dat Hy het all' slaat van de hand.Ga naar margenoot167
En duldt veel liever 's volcx onregte schredenGa naar margenoot168Ga naar margenoot168-169
Ten onheyl/ dan Hy miste rust en vrede.Ga naar margenoot168-169Ga naar margenoot169
Punt-digten. Serie van 26 epigrammen waarin L. laat zien, dat hij niet ongevoelig was voor een maniëristische literaire vormgeving en een spel met de mogelijkheden van de taal. Het epigram heeft zich in de klassieke oudheid vanuit grafschriften en spreuken bij geschenken of op gebouwen ontwikkeld tot een zelfstandige dichtvorm. Als belangrijkste epigrammendichter uit de Oudheid geldt Martialis (ca. 40-103/104 n. Chr.). Zijn invloed komt tot uiting in de satirische toonzetting en het puntige, verrassende slot (de pointe) van veel puntdichten uit de renaissanceliteratuur. Vgl. verder Tineke ter Meer, Snel & dicht (1991). L. geeft er blijk van de eisen die dit genre aan de dichter stelt, met een behoorlijke kundigheid te kunnen toepassen. Zo heeft het slot in veel gevallen het karakter van een pointe. Soms wordt dit bereikt door een plotselinge antithese in de slotregel (a en o). Vaker gebruikt de dichter als pointe een woordspeling (bijv. in f, h, m, v, t en y). Ook in de stofkeuze sluit L. aan bij wat binnen het genre gebruikelijk is, namelijk een hekeling van slechte menselijke eigenschappen (bijv. a, f, i en v) of het doorgeven van een levensles (bijv. e en g). Vervolgens past L. de gebruikelijke technieken om epigrammen een levendig effect te geven, ruimschoots toe: het gebruik van eigennamen, het aanspreken van de personages, de aansluiting bij concrete alledaagse situaties en het gebruik van de ik-persoon. L. heeft zich voor zijn puntdichten wellicht laten benvloeden door Huygens. Van directe invloed kan sprake zijn in het epigram Uyt-gelesen Boecken (v). Buijnsters, 152, suggereert dat Huygens' Aen Boeckrijcke Dirck hiervoor model heeft gestaan. Huygens bewerkt vaak een grap tot puntdicht; L. doet dat in gedicht r. Het spel met homoniemen in de slotregels (zoals bij b, f, h, v en t) is weliswaar typisch huygensiaans, maar tegelijkertijd is het een kenmerk van het epigram in het algemeen. Ten slotte komen verwijzingen naar bestaande personen en concrete situaties vergeleken bij Huygens zeer weinig voor, terwijl L. zich in tegenstelling tot Huygens niet waagt aan speelse (soms komische) grafschriften. Daarvoor staat het dichtwerk van L. te zeer in het teken van zijn predikantschap en de daarbij passende levensernst.
Lit.: Buijnsters, 151-152. |
|