Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 623]
| |
128
| |
II.Waarom of Vander Wenden, by sijn VanGa naar margenoot19
20[regelnummer]
Den Menschen niet bekend was?
Om dat hy Van den Hemel maar een spanGa naar margenoot21-22
Af-was/ en dat de Wereld ongewent was.Ga naar margenoot21-22
De Goedheyd had uyt ongemeene gunstGa naar margenoot23
Een Keursteen hem gegeven/Ga naar margenoot24
25[regelnummer]
Daar op met on-navolgelijcke kunstGa naar margenoot25
Een nieuwe Naam voor eewig stond geschreven.
| |
[pagina 624]
| |
Een Naam van so een duydsel/ so een cragtGa naar margenoot27
Dat yder een verlegenGa naar margenoot28
Of schrickt; of dien oncundig niet en agtGa naar margenoot29
30[regelnummer]
Ten sy hy selv dien gunstig heeft vercregen.Ga naar margenoot30
Die Steen, die Naam was Hem so weerdig datGa naar margenoot31
Hy alles cond veragten/
En 's werelds condschap van sijn Naam (een schatGa naar margenoot33
Der ydelheyd) grootmoediglijck be-lagten.Ga naar margenoot34
35[regelnummer]
Den Hemel had dien Keur-steen tot een steenGa naar margenoot35
Ten toets' op eerd gegeven/
Te toetsen wie Johan maar van 't gemeenGa naar margenoot37
Soud' agten/ wie Hem Hemel-hoog verheven/Ga naar margenoot38
En des wie dese Naam ook heeft. En sietGa naar margenoot39
40[regelnummer]
De Heere mogt vry soecken/Ga naar margenoot40
Men kende Johan nog sijn Naam schier nietGa naar margenoot41
By soo veel wijsen/ soo veel wereld-cloecken;Ga naar margenoot42
Tot dat Hy dood was: doe begondmen meerGa naar margenoot43
Van Johans Naam te hooren.
45[regelnummer]
Niet wonder/ want gemeenlijck Deugdes EerGa naar margenoot45
En agting werd met 's Deugdsaams dood gebooren.
| |
III.
Vra.
Maar waarom sterft Een so met deugd bepereld?Ga naar margenoot47
I. Antw.
't Geen aan een duyster oog het Sonneligt is/Ga naar margenoot48
't Geen aan een teder' hand een swaar gewigt is/Ga naar margenoot49
50[regelnummer]
't Geen aan een vuyle sleck het suyvre sout is/Ga naar margenoot50
't Geen aan een sog den Diamant of 't goud is/Ga naar margenoot51
't Geen aan een Sot een raad heylsaam en wijs is/Ga naar margenoot52
't Geen aan een sieke maag gesonde spijs is/
't Geen aan een bandelose een scherpe wet is/Ga naar margenoot54
55[regelnummer]
't Geen aan een pijnelijcke wond 't lancet is/
't Geen aan een walge-sieckt de Medicijn is/Ga naar margenoot56
't Geen aan een versche wond de geest van wijn is/Ga naar margenoot57
't Geen aan een woedend peerd den engen toom is/Ga naar margenoot58
't Geen aan een Vrese-vogt den frisschen stroom is/Ga naar margenoot59
60[regelnummer]
Dat was so Deugdsaam eenen aan de Wereld.Ga naar margenoot60
| |
[pagina 625]
| |
II. Antw.
Is 't wonder dat den Seyl-steen naar het Noorden ylt?Ga naar margenoot61
Is 't wonder dat het volle vogt ten boorden ylt?Ga naar margenoot62
Is 't wonder dat de steen in 't nat te gronde gaat?Ga naar margenoot63
Is 't wonder dat den Hemel in het ronde gaat?Ga naar margenoot64
65[regelnummer]
Is 't wonder dat 't voldragen lam te voorschijn comt?
Is 't wonder dat de Mergen-Zon ten doorschijn comt?Ga naar margenoot66
Is 't wonder dat men daar comt daar men henenhaakt?Ga naar margenoot67
Is 't wonder datmen t' eynde van sijn wenen raackt?Ga naar margenoot68
Is 't wonder dat den vlam van 't vier na boven snelt?Ga naar margenoot69
70[regelnummer]
Is 't wonder dat een Sayer eens sijn schoven telt?
Is 't wonder dat de pijl vliegt so den boge staat?Ga naar margenoot71
So is het vreemd' dat Johan naar om hoge gaat.Ga naar margenoot72
Aandagten op het salig sterven van D. Johannes Theodorius vander Wenden. Een drietal stichtelijke gedachten naar aanleiding van het sterven van een van L.'s collega-predikanten uit Utrecht. Johannes Theodorius van der Wenden was waarschijnlijk afkomstig uit Kampen, gezien het feit dat hij zich Campensis noemde. Later was hij voornamelijk bekend als ds. Theodorius. Hij genoot zijn opleiding in Utrecht, waar hij o.a. door Voetius theologisch werd gevormd. Hij werd in 1652 als proponent beroepen te Ede, vanwaar hij in 1655 naar Utrecht ging. Hij overleed in Utrecht op 24 juli 1664. In de voorrede van Jacobus Koelman in het boek Heilzame wanhoop van Th. Hooker staat vermeld, dat in Utrecht van Hookers tractaat een samenvatting circuleerde, geschreven door Johannes Theodori. Vanwege de waardering ervoor vertaalde Koelman Hookers geschrift in zijn geheel. In L.'s dichtbundel staan naast deze tekst nog twee gedichten op het overlijden van medepredikanten, namelijk Van den Bogaert en Sanderus (de teksten 76 en 110). Deze tekst mist het treuren over verlies en de hartstochtelijke oproep tot boetedoening tot het volk, die in de beide andere teksten wel aanwezig zijn. In de eerste ‘aandagt’ geeft L. door middel van talrijke tegenstellingen en paradoxen een typering van de overledene. Het thema van de tweede ‘aandagt’ is enigszins gezocht. Hoe kwam het dat Van der Wendens naam niet zo bekend was? Het antwoord luidt dat hij dicht bij de hemel leefde en een nieuwe geestelijke naam had, die hij zelf alleen wist. In de derde ‘aandagt’ wordt op de vraag waarom zo'n deugdzaam man toch gestorven is, op tweeërlei manier een zelfde antwoord gegeven: de deugd past veel beter in de hemel dan op de aarde. In de zeventiende eeuw kon een gedicht over een droevig feit in een kunstige vormgeving gepresenteerd worden.
Lit.: Trimp (1), 32, 45; Trimp (3), 173. |
|