Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 531]
| |
111
| |
111b Sluys verflauwt.
Sluys, hoe dat ick verder seyle
Hoe gy cleynder by my werd/Ga naar margenoot14
15[regelnummer]
Daar begint my 't oog te feyle'/Ga naar margenoot15
Maar gy gaat niet uyt mijn Hert.
't Beurt wel dat de Salicheden,Ga naar margenoot17
Door een claaglijck tusschen-staanGa naar margenoot18
Van des werelts Idelheden/Ga naar margenoot19
20[regelnummer]
Schijnen verder off te gaan;Ga naar margenoot20
En dat d' eyndelose vreugden
Schier verdwijnen uyt het oog:Ga naar margenoot22
Nogthans dat ons eens verheugdenGa naar margenoot23
Blijft; en houdt het hert om hoog.
| |
[pagina 532]
| |
111c Op de Paarde-marckt op een droogte.Ga naar margenoot+25[regelnummer]
Wel! wat botst daar! 't schip te bersten!
Neen; o neen; het is geen nood/
't Steuyt maar/ en wy sijn op 't verr'steGa naar margenoot27
So de vloed geen hulp en bood:
't Ebbend water schiet vast henen/Ga naar margenoot29
30[regelnummer]
Weer en wind is kalm en stil/
Hier en baat nog sugt/ nog stenen/Ga naar margenoot31
Blijv die wil/ en niet en wil.Ga naar margenoot32
| |
[pagina 533]
| |
Als de Lieve Water-stromenGa naar margenoot33-34
Van des Heren Geest ontgaan/Ga naar margenoot33-34Ga naar margenoot34
35[regelnummer]
Siel/ gy cunt niet verder comen/
Pooght vry/ maar 't is all gedaan.Ga naar margenoot36
Claagt vry/ steent vry/ openbaren
Cunt gy wel/ wat u verdriet/
Maar (gelijck voor desen) varenGa naar margenoot39
40[regelnummer]
Sonder water cunt gy niet.
Gaat een tranen-vloed verwecken/
Blaast uw sugten naar om-hoog.
Water moet het water trecken,Ga naar margenoot43
Wind de Wind, of gy blijft droog.Ga naar margenoot44
| |
111d De Oorsaeck van 't Vast-sitten.45[regelnummer]
Schipper! wat is dit te seggenGa naar margenoot45
So een wel-bevaren gastGa naar margenoot46
So een man om hoog te leggen?Ga naar margenoot47
Staan uw teeckens nu niet vast?Ga naar margenoot48
Off wy duysend teeckens sagenGa naar margenoot49
50[regelnummer]
Is het we'er so stille/ (Broer!)Ga naar margenoot50
Dat de seylen niet en dragen/Ga naar margenoot51
't Schip en luystert na geen roer.
Harde stormen stercke vlagen
Maacken dat geen roer en geldt:Ga naar margenoot54
55[regelnummer]
In de kalme stille dagen
Heeft het roer oock geen geweld.Ga naar margenoot56
Als ons siel met stercke sprongen
Van het vleesch werd aengetast/
Werd de rede ligt verdrongenGa naar margenoot59
60[regelnummer]
Overrompelt of verrascht:
Is de siel eens kalm en stille/
't Beurt oock dan wel dat sy valt.Ga naar margenoot62
Siel! laat geen gewelt u willeGa naar margenoot63
Buygen; nog sorgloos en malt.Ga naar margenoot64
| |
111e Dewijl wy om hoog saten.Ga naar margenoot+65[regelnummer]
'T Is hier al een tijd gelegen
En nog houd ick Sluys in 't oog:
Sluys een balsem/ Sluys een segen/
Tegen dit verdrietig droog.Ga naar margenoot68
| |
[pagina 534]
| |
'T is nog soet in 't oog te houdenGa naar margenoot69
70[regelnummer]
Dat ons herte gaarne siet/
Hebben wy niet dat wy woudenGa naar margenoot71
Sonder troost en sijn wy niet.
Siecke sielen: moet gy dervenGa naar margenoot73
Al den troost van die gy mint?
75[regelnummer]
Dunckt u 't hert en al te sterven
Want gy Jesum niet en vindt?Ga naar margenoot76
Moet gy daarom stille blijven!Ga naar margenoot77
Houdt (ick bid u) goeden moet
Altijd sal nog wat beclijvenGa naar margenoot79
80[regelnummer]
Dat uw siel verquicken doet.Ga naar margenoot80
Doet uw Schip so vreemde kerenGa naar margenoot81
Dat gy 't selve niet en siet?Ga naar margenoot82
Vraagt maar; Die uw siele lerenGa naar margenoot83
Wijsen 't u/ al sien sy 't niet.Ga naar margenoot84
| |
111f Op 't Los-werden.85[regelnummer]
Dat is los? maar wat dit drayenGa naar margenoot85
Twe of driemaal rond end' om?
'K sie 't: de stroom het voorschip swayenGa naar margenoot87
Deed' eer 't agter-schip nog swom:Ga naar margenoot88
Doen het los wierd moest het wendenGa naar margenoot89
90[regelnummer]
Watmen dee 't moest overstuyrGa naar margenoot90
't Stiet met boomen wat ick kende/Ga naar margenoot91
'T hielp niet wel ontrent een uyr:Ga naar margenoot92
Daar na nam 't sijn cours 't ging heenenGa naar margenoot93
Tegen wind en tegen stroom;
95[regelnummer]
't Ging/ maar 't ging met creuple benen/
't Ging/ maar uytermaten loom.Ga naar margenoot96
Saal'ge sielen/ als het vloeyen
Van Gods Geest u water geeft;
Gaat u strax tot wercken spoejen/Ga naar margenoot99
100[regelnummer]
Toont dat Christus in u leeft.
Sijt gy nog niet heel aan 't drijven?Ga naar margenoot101
Laat niet rusten 't roerbre deel/Ga naar margenoot102
Nog 't begonnen werck daar blijvenGa naar margenoot103
Voor gy roert uw siel geheel.Ga naar margenoot104
105[regelnummer]
Doet de vloed u dan nog swayen/Ga naar margenoot105
't Schijnt gy gaat een andren gang/Ga naar margenoot106
Weer en wind wil tegen-wayen/
Alles valt u even bang?
| |
[pagina 535]
| |
Werd niet flauw door 't hevig quellen/Ga naar margenoot109
110[regelnummer]
Als gy maar sijt van de grond;
Maar gaat u ten arbeyd stellen
Trouw in die Genaden-stond.Ga naar margenoot112
't Sal nog seker/ 't sal eens keren/Ga naar margenoot113
Gaat het oock voor eerst wat loom?Ga naar margenoot114
115[regelnummer]
Blijft u na vermogen weren:Ga naar margenoot115
Bid om wind, en wagt uw stroom.Ga naar margenoot116
| |
111g Vernagten ontrent 't Slou.Ga naar margenoot+Wat een woelen door elckander!
Elck een soeckt sijn best gemack.Ga naar margenoot118
Maar in 't schip is 't rusten schrander.Ga naar margenoot119
120[regelnummer]
Noghtans; d' een lag op sijn sack/Ga naar margenoot120
D' Ander sey 'k sou plaats verlenen
So ick niet die goede Vrouw
Die haar rust plaets aan mijn benen
Heeft genomen/ hindren souw:
125[regelnummer]
D' eene schickt sijn hooft: sijn voetenGa naar margenoot125
D' ander; maar hoe datmen 't set/
Hoe sy door elck-ander wroeten/
'T is en blijft een plancke bed:
Immers leerd' ick hoe genegenGa naar margenoot129
130[regelnummer]
Ider is tot sobre rust.
Vrinden! Laat ons dat bewegenGa naar margenoot131
Onse herten (so bewustGa naar margenoot132-134
Dat sy waard sijn 't ewig swermenGa naar margenoot132-134
Sonder eynd en sonder maat)Ga naar margenoot132-134
135[regelnummer]
Vry te maken van dat kermenGa naar margenoot135
En te sien na betren staat.
't Is hier weynig tijds te lijdenGa naar margenoot137
't Is hier om een nagt of twee.Ga naar margenoot138
Maar O Eewig! eeuw'ge tijden!
140[regelnummer]
Onbedencklijck Sielen-wee!Ga naar margenoot140
't Is maar 't lichaem dat ons deretGa naar margenoot141
't Lichaam is dog haast te vre'en:Ga naar margenoot142
Maar helaas! de siel verseretGa naar margenoot143
Draagt dat rusten moest de ween.Ga naar margenoot144
| |
[pagina 536]
| |
111h Op den Roock des nagts.145[regelnummer]
Hier en is het niet te rusten!Ga naar margenoot145
't Hert my berst/ de keel wil toe!Ga naar margenoot146
Wien soud sulck een slapen lusten?Ga naar margenoot147
't Roken maackt my 't slapen moe'.Ga naar margenoot148
Lucht! ey lucht! of siet wy smoren!
150[regelnummer]
Op! op! maackt het vier een gloed;Ga naar margenoot150
Laat het nu ons slapen storen
Eer het flux wat erger doet.Ga naar margenoot152
Laas! wat sijn ons lichaems lusten!Ga naar margenoot153
Nu ist wat/ en strax geen deeg:Ga naar margenoot154
155[regelnummer]
Na veel moeytens sou 't wat rusten
So 't voor rust geen onrust creeg.Ga naar margenoot156
Wel/ mijn siel/ en soeckt geen vreden
Hier op aard in 't lemen-huys/Ga naar margenoot158
Want een roockjen hier benedenGa naar margenoot159
160[regelnummer]
Kan in 't rusten sijn uw Cruys.
Soeckt de ruste van hier boven/
't Heyl dat nimmermeer vergaatGa naar margenoot162
Daar geen roock can vreugd verdovenGa naar margenoot163
Daar de Vree voor eeuwig staat.Ga naar margenoot164
| |
111i Op de goede Voor-wind des Mergens.165[regelnummer]
Maat! wat weer ist! 'k heb in 't rusten
't Water en de stercke wind
Horen ruyschen en dat susten
My in slaap laat sien! ick vind/Ga naar margenoot168
Dunckt my/ nu een fraye kouweGa naar margenoot169
170[regelnummer]
Wayend uyt de Suyder-hand/Ga naar margenoot170
Die ons met dit Ty door 't SlouweGa naar margenoot171
Doet passeren 't Goesche Land.
Viert de Schoot en lost de TakelsGa naar margenoot173
Voor de wind en voor het Ty/
175[regelnummer]
Spoed volgt nu den spoet als schakels/Ga naar margenoot175
't Roer regt uyt 't Seyl ruym in ly.Ga naar margenoot176
Gister-avond moestmen sugten;
Seyd ick niet 't sou nog wel gaen?
Dit sijn nu de goede vrugten
180[regelnummer]
Van ons wagtend stille-staan.
| |
[pagina 537]
| |
Sielen die daar hulp-loos leggenGa naar margenoot181
't Wagten is u grote pijn/Ga naar margenoot182
Leert dog wat het is te seggenGa naar margenoot183
Stil sijn sal u sterckte sijn.Ga naar margenoot+Ga naar margenoot184
185[regelnummer]
Leert in all uw siel-bewegenGa naar margenoot185
(Voelt gy dat uw cragten vlien)Ga naar margenoot186
Wagten op des Heren Segen.Ga naar margenoot+Ga naar margenoot187
Staat: gy sult sijn Heyl nog sien.Ga naar margenoot+Ga naar margenoot188
| |
111j Op 't Scheeps-wandelen.Schipper! na wy daar wat atenGa naar margenoot189
190[regelnummer]
Dunckt my was het aangenaamGa naar margenoot190
Wat te wand'len; daar wy satenGa naar margenoot191
Is het gang-boord nu bequaam.Ga naar margenoot192
Maar matroos/ als ick daar wandel
Hoe cund gy daar dan oock gaan?
195[regelnummer]
Ja/ nu leer ick scheepsen handel/Ga naar margenoot195
Dat can t' samen wel bestaan.
Als de Zee slegs niet verbolgen
Al te seer deynst op en neer;Ga naar margenoot198
Gy sult voorgaan/ ick sal volgen/
200[regelnummer]
Dan ga 'k voor/ en gy volgt weer.
Nedrig hert; dat gy waarderenGa naar margenoot201
Andrer gaven cunt/ niet d' uw:
Doet dat gy haar hulp ontberenGa naar margenoot203
Moet en schuylen eensaaam/ schuw.Ga naar margenoot204
205[regelnummer]
Doet so niet/ maar vry u voegenGa naar margenoot205-206
Aan haar lieve reyen gaat:Ga naar margenoot205-206
Ick werd borge voort genoegen
Dat u beyd te vinden staat.
Gaan sy veeltijds u te voren/Ga naar margenoot209
210[regelnummer]
En gy haar maar volgen moet;
Sijt te vreden/ want het hoorenGa naar margenoot211
Doet u dickwijls 't meeste goedt.Ga naar margenoot212
Seker/ Dat sal nog eens keren/Ga naar margenoot213
En (hoe weynig gy het siet)
215[regelnummer]
Gy sult leren/ die u lerenGa naar margenoot215
Ja gy leerts' en weet het niet.
Gy comt sitten aen haar voetenGa naar margenoot217
En sy leren u het GoedGa naar margenoot218
Die dan dickwijls weder moeten
220[regelnummer]
Van u leren hoe gy doet.Ga naar margenoot220
| |
[pagina 538]
| |
111k Op een stilte.Ga naar margenoot+Wel! dat mist my; want ick dagteGa naar margenoot221
Moeders keucken heb ick vast;Ga naar margenoot222
Sal nog eer ick weer vernagtenGa naar margenoot223
Sijn mijn Vaders wissen gast.Ga naar margenoot224
225[regelnummer]
Dats nu uyt: En dese clagten
Sijn onnodig tijd verquist.
Wil gaan wijser sijn/ en wagtenGa naar margenoot227
't Vaderland dat noyt en mist.Ga naar margenoot228
| |
111l Op de Mist tusschen Dordrecht en Rotterdam.Dat gaat taamlijck/ dat gaat vlugge/Ga naar margenoot229
230[regelnummer]
So matroos dat gaat al fijn/
Dordrecht moest ons agter rugge/Ga naar margenoot231-232
Soud' et Rotterdam oyt sijn.Ga naar margenoot231-232
Dat gaat sagjes henen-schampenGa naar margenoot233Ga naar margenoot233
Beter dan het gistren dee.
235[regelnummer]
Maar wat's dit! wat dicker dampenGa naar margenoot235
Stijgen uyt de Noorde Zee!Ga naar margenoot236
Waar of Rotterdam mag blijven!
Ick en sie den tooren niet/
Die men noghtans alst te drijvenGa naar margenoot239-240
240[regelnummer]
Voorby Crimpen comt/ wel siet:Ga naar margenoot239-240
Dordrecht! dat is meed verdwenen/Ga naar margenoot241
'k Sie daar oock geen toren staan:
Dat is vreemt! 'k sie niet waar henen
Dat ick reys/ nog waar van daan.
245[regelnummer]
't Beurt wel Vrinden/ dat gy moede
Handen na den Hemel streckt?
En comt gy ten Hemel spoede'/Ga naar margenoot247
Sig den Hemel voor u deckt:Ga naar margenoot248
Keert gy u dan weer te rugge
250[regelnummer]
Om na Sodoma te sien;Ga naar margenoot250
Hemels kind! dat 's daadlijck vluggeGa naar margenoot251
Om den Hemeling t' ontvlien.Ga naar margenoot252
Dus/ gy cunt geen SalichedenGa naar margenoot253
Sien wat moeyte dat gy biedt/Ga naar margenoot254
255[regelnummer]
En uw lust in d' aard bestedenGa naar margenoot255
(Cond gy schoon) en wilt gy niet:Ga naar margenoot256
| |
[pagina 539]
| |
Wilt oock noyt; maar blijft verwagtenGa naar margenoot257
Suyde winden van Gods Geest/Ga naar margenoot258
Die de dampen/ die uw clagten
260[regelnummer]
Wegdrijft/ en uw siel geneest.
| |
111m In de wedercomste op 't uytpompen van 't water.Ga naar margenoot+Schrickt so niet; want al dat tierenGa naar margenoot261-262
En dat rasen is geen nood.Ga naar margenoot261-262
Want Matroos/ (Om 't schip te vieren)Ga naar margenoot263
Pompt het water door de goot.
265[regelnummer]
Watte dingen! 't kan gebeurenGa naar margenoot265
Dat als yets ons wedervaartGa naar margenoot266
't Schijnt wy hebben re'en te treurenGa naar margenoot267
Tot ons hert sig maar bedaart:
Dan beginnen wy te mercken
270[regelnummer]
Dat het selfde datmen vreest/
(Want so wonder can Godt wercken)Ga naar margenoot271
Oorsaack is van vreugd geweest.
Oh! mijn siel! sijt altijd stille
Werpt u self/ en sorg op GodtGa naar margenoot274
275[regelnummer]
Hoe de sacken vallen willen/
't Argst can sijn uw beste lot.Ga naar margenoot276
Want wy sien maar in sijn wegen
't Uyterst en het minste deel;Ga naar margenoot278
Sijt dan nergens in verlegen/Ga naar margenoot279
280[regelnummer]
Voor gy siet sijn werck geheel.
| |
111n Op de Vloed ontrent Stryen.Ga naar margenoot+'t Vloeyend water comt ons tegen/Ga naar margenoot281
Tegend-wind ging 't nogtans voort/Ga naar margenoot282
Maar de Vloed maackt ons verlegen.Ga naar margenoot283
Nu het ancker buyten boordt.
285[regelnummer]
Maar wat sie ick ginder stekenGa naar margenoot285
Als een rijs-hooft in de plas?Ga naar margenoot286
Wel dat is al wel ekeken/Ga naar margenoot287
't Is het Strijdsche hooft en sas/Ga naar margenoot288
Konden wy de ree nog crijgenGa naar margenoot289
290[regelnummer]
Eer het water meer belet/Ga naar margenoot290
Daar liet ick het seyltje sijgen/Ga naar margenoot291
't Is al taam'lijck voort geset.Ga naar margenoot292
| |
[pagina 540]
| |
Waarlijcx als 't begint te vloeyenGa naar margenoot293
Dan en ist niet altijd wel/
295[regelnummer]
Als uw staat en goed'ren groeyenGa naar margenoot295
Dan ist geen gewonnen spel.
Tegen-winden cunnen deren/Ga naar margenoot297
Tegen-wind van Tegenspoet,
Maar al wond gy 't met laveren/Ga naar margenoot299
300[regelnummer]
Dan/ siet/ schaad u selfs de Vloet.
Volheyd can u niet bevrijden/Ga naar margenoot301
In het treffen van veel qua'en/Ga naar margenoot302
Maar hoe dickwijls buyten 't lijden
Heeft self volheyd quaad gedaan?Ga naar margenoot304
305[regelnummer]
Wel/ wat raad? Het sy de winden
Van een swaren tegen-spoed,
Uw siel treffen: 't sy gy vinden
Cunt den Voorspoed, als een Vloed:
Strax begeeft u tot het Stry'en:Ga naar margenoot309
310[regelnummer]
Altijd past u vyand op/Ga naar margenoot310
Of in voorspoet of in ly'en/
Haalt het seyl noyt in den top.Ga naar margenoot312
| |
Met hoog-water door Nieuwer-haven.Ga naar margenoot+Daar is 't water op sijn hoogste/
Daar is 't vloeyen al gedaan/
315[regelnummer]
Sie ick naar het diepst' of droogsteGa naar margenoot315
Al-om sie ick water staan.
Dits gevaarlijck! maat/ laat d' oogenGa naar margenoot317
Doorgaans na de bakens gaan!Ga naar margenoot318
Want/ raackt hier uw schip om hooge/
320[regelnummer]
Deerlijck wil het met ons staan.Ga naar margenoot320
Dat het water was aan 't wassenGa naar margenoot321-322
Steuyten 't eens/ wat commer was 't?Ga naar margenoot321-322
Maar dat soud ons nu niet passen/Ga naar margenoot323
't Argst ist met hoog-water vast.Ga naar margenoot324
325[regelnummer]
Hoort eens/ schipper/ Doe de vloedenGa naar margenoot325
Vloeden van Gods Woord en Geest
Ons so vol-op niet en voed'den/
Sijn wy doe eens droog geweest/Ga naar margenoot328
't Was verclaaglijck: maar Gods segenGa naar margenoot329
330[regelnummer]
Telckens in een nieuwe pligtGa naar margenoot330
Sogt ons weer/ en door die wegenGa naar margenoot331
Was 't vervallen haast herstigt.Ga naar margenoot332
| |
[pagina 541]
| |
Maar die Vloed van Gods genade
Moet eens op sijn hoogste staan
335[regelnummer]
(Nu kan 't minste quaat seer schaden)
Niet ligt sal sy hooger gaan.Ga naar margenoot336
Hoed uw siele voor een droogteGa naar margenoot337
Hoed uw siel sorgvuldig (Man)
Want/ nu 't water heeft sijn hoogteGa naar margenoot339
340[regelnummer]
Comjer op/ hoe comjer van?Ga naar margenoot340
Daar sijn/ kenn ick/ somtijts springenGa naar margenoot341
't Water neemt wel hoger loop/Ga naar margenoot342
Maar dat sijn al wondre dingenGa naar margenoot343
Boven hoop/ ja tegen hoop.
Eenige invallen, voorgecomen op eene reyse (...) in 't jaar 1651. Levendig lied met een episch en allegoriserend karakter naar aanleiding van een reis per schip. Voorzover na te gaan is deze tekst het vroegst gedateerde gedicht van L., nog uit diens periode te Sluis (1650-1653). Het gedicht handelt over allerlei moeilijkheden die zich hebben voorgedaan tijdens een reis van Sluis naar Holland en weer terug. Het is niet met zekerheid te zeggen welke reis L. hier op het oog heeft. De eerste drie drukken van de Uyt-spanningen vermelden in de titel het jaartal 1651, waardoor men aan een willekeurige reis, bijvoorbeeld een familiebezoek, in dat jaar kan denken, vgl. r. 222, 224. Vanaf de vierde druk van de bundel wordt echter consequent het jaartal 1652 genoemd. Indien hier geen sprake is van een zetfout, maar van een correctie, dan zou het gedicht betrekking hebben op de reis die L. in maart 1652 naar zijn ouders maakte, of op diens reis naar Bleiswijk tussen 15 en 29 september van dat jaar. De laatste reis maakte L. in opdracht van de kerkenraad van Sluis om ds. Adrianus Cocquius te bewegen het beroep naar Sluis aan te nemen in de vacature die door L.'s vertrek zou ontstaan. In dit gedicht uit de beginperiode van L.'s dichterschap is een belangrijk kenmerk van piëtistisch dichtwerk te vinden, namelijk de neiging aan alledaagse dingen een allegorische strekking te verbinden. De verschillende moeilijkheden waarmee hij op de reis te maken krijgt, zoals het vastlopen op een zandbank en het verzeild raken in windstilte en mist, vormen voor hem direct stof tot geestelijke overdenking. De overgang van het natuurlijke beeld tot de geestelijke toepassing is steeds gemarkeerd door het inspringen van de regel. Wat de stijl betreft, is deze tekst binnen L.'s oeuvre uniek te noemen. Sommige passages, vooral die in de directe rede geschreven zijn, vertonen een realistisch en populair taalgebruik dat L. in deze mate nooit meer in zijn gedichten heeft toegepast. Qua levendigheid en uitbeeldingskracht is deze tekst dan ook wel vergeleken met Huygens' Scheepspraet op het overlijden van prins Maurits en diens Voorhout, vgl. Trimp (1), 126.
Lit.: Proost, 22-24; Van Es, 355; Buijnsters, 14, 114-120 (T); Trimp (1), 18-19, 30, 69, 108, 126; Van Renssen, 78-82 (T, fragm.); Zwaan, 98-101; De Vrijer (2), 16, 170-171 (T, fragm.); Trimp (3), 3, 49, 52-53. |
|