Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 484]
| |
103
| |
II.Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
20[regelnummer]
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt'/
Ons siel eeuwige vreden.
Geen vyand geeft de wonden
('t Was lijdelijcker leet)Ga naar margenoot24
25[regelnummer]
Maar 't volck aan ons verbondenGa naar margenoot25-26
In Waarheyd, Trouw, en Eed.Ga naar margenoot25-26Ga naar margenoot26
Des Hemels diere TrouwGa naar margenoot27
Heeft nimmermeer berouw
| |
[pagina 485]
| |
[pagina 486]
| |
Staat op onfeylbare eeden:
30[regelnummer]
Ons vyandschap in 't bloed
Van Godes soon geboettGa naar margenoot31
Brengt ons bondige vreden.Ga naar margenoot32
| |
III.Den Hemel is ons vreugd,
Den Hemel ons verheugt
35[regelnummer]
Met Algenougsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt'/
Ons siel eeuwige vreden.
Wy sien haar handen grijpenGa naar margenoot39
40[regelnummer]
Naar al ons have en goed,
En ons den armoed nijpenGa naar margenoot41
Na so een overvloed.
Wy missen 't alles stout/Ga naar margenoot43
Den Hemel is ons goud
45[regelnummer]
Daar sijn ons diere schatten:
(Hier is ons voor ons noodGa naar margenoot46
Genoeg belooft) dat broodGa naar margenoot47
Sal niemand ons ontvatten.Ga naar margenoot48
| |
IV.Den Hemel is ons vreugd,
50[regelnummer]
Den Hemel ons verheugt
Met Algenoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt'
Ons siel eeuwige vreden.
55[regelnummer]
Moet onsen acker dor staan;Ga naar margenoot55-58
En Boomgaard aan den quijn:Ga naar margenoot55-58
Sal 't schaap niet weer ter schorr gaan;Ga naar margenoot55-58Ga naar margenoot57
Ontbreeckt ons most en wijn.Ga naar margenoot55-58
Den Schepper die 't gediert
60[regelnummer]
Dat door de dalen swiert
Die most en wijn gemaackt heeft/
Is spijs en medicyn,
Is coorn en most en wijnGa naar margenoot63
Voor die sijn gunst gesmaackt heeft.
| |
[pagina 487]
| |
V.65[regelnummer]
Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Algenoegsaamheden
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt'
70[regelnummer]
Ons siel eeuwige vreden.
Als/ wat wy dierbaar vinden/Ga naar margenoot71
Ons al gelijck ontgaat/Ga naar margenoot72
Ons have/ goed/ en vrinden/
Daar 's werelds hert op staat:
75[regelnummer]
Ons Herte-maker kent
Sijn maacksels/ en hy sendtGa naar margenoot76
Genougen in het herte;Ga naar margenoot77
En dus Hy magtig maacktGa naar margenoot78
Dat wat ons lichaam raackt
80[regelnummer]
Ons sielen niet en smerte.
| |
VI.Den Hemel is ons vreugd,
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
Send Here wat gy wilt/
85[regelnummer]
Ons herte heeft altijd stilt'
Ons siel eeuwige vreden.
Als ons de wrede crijgers
Omringen/ en den blick
Van Half-ontmenschte TijgersGa naar margenoot89
90[regelnummer]
Ons smelten doet van schrick:
Dan sal des Heeren sorg
Ons swackheyds wissen borgGa naar margenoot92
't Geloovig oog ons claren/Ga naar margenoot93
En om ons als een muyrGa naar margenoot94-96
95[regelnummer]
Van ruyters/ ja van vuyr/Ga naar margenoot94-96
Doen sien Hemelsche scharen.Ga naar margenoot94-96
| |
[pagina 488]
| |
VII.Den Hemel is ons vreugd,
Den Hemel ons verheugt
Met Algenoegsaamheden!
100[regelnummer]
Sendt Here wat gy wilt/
Ons hert heeft altijd stilt'/
Ons siel eeuwige vreden.
Want als de felle roeden
Van allerley' ellend
105[regelnummer]
Op onse ruggen woeden:
Den Hemel die ons kent
Castijdt ons Vaderlijck/
Om ons der sonden slijckGa naar margenoot108-109
Af-schuwelijck te maken;Ga naar margenoot108-109
110[regelnummer]
En oeffent onse deugd
Om door de Deugd/ ter vreugdGa naar margenoot111
En Heerlijckheyd te raken.
| |
VIII.Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
115[regelnummer]
Met Al-genoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt'
Ons siel eeuwige vreden.
Want als ons smerten hoog-gaanGa naar margenoot119-122Ga naar margenoot119
120[regelnummer]
En grote maten vult/Ga naar margenoot119-122Ga naar margenoot120
Dan oock ons deugden hoog-staanGa naar margenoot119-122Ga naar margenoot121
In onvermoeyd geduld.Ga naar margenoot119-122
Den Hemel sal de maatGa naar margenoot123-125
Van Heerlijckheyd en staatGa naar margenoot123-125Ga naar margenoot124
125[regelnummer]
Na moeyte en deugd gelijcken;Ga naar margenoot123-125
Soo sal der menschen haat
Ons heerlijcken door smaat;Ga naar margenoot127
Ver-armend ons verrijcken.
| |
[pagina 489]
| |
IX.Den Hemel is ons vreugd
130[regelnummer]
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt/
Ons hert heeft altijd stilt'
Ons siel eeuwige vreden.
135[regelnummer]
Want als de Heylge bladen,Ga naar margenoot135
Het Heylig Brood en wijn,Ga naar margenoot136
En Die ons heylsaam radenGa naar margenoot137
Ons all ontnomen sijn:Ga naar margenoot138
Dan sal het Eeuwig woordGa naar margenoot139
140[regelnummer]
Gerugteloos gehoortGa naar margenoot140
Ons Leraar sijn/ en hoeden:Ga naar margenoot141
En 't Hemelsch Vleesch en BloedGa naar margenoot142
Sal (sonder Brood) ons goedGa naar margenoot143
Ter Spijse sijn/ en voeden.
| |
X.145[regelnummer]
Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft altijd stilt'
150[regelnummer]
Ons siel eeuwige vreden.
Als Zyons juychend singen,Ga naar margenoot151
Als Zyons Bede-sugt,
Als Zyons gadering, en
Als Zyon selve vlugt;
155[regelnummer]
Dan sal der Englen sang/
Des Hemels Troost, ons bang
Gemoed tot vreugde wecken;
Den Hemel in een feestGa naar margenoot158-159
Vergad'ren met ons geest/Ga naar margenoot158-159
160[regelnummer]
En 't Lam ten Tempel strecken.Ga naar margenoot160
| |
[pagina 490]
| |
XI.Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
Sendt Here wat gy wilt.
165[regelnummer]
Ons hert heeft altijd stilt'
Ons siel eeuwige vreden.
Ja rooft de rasernye
Ons leven in die nood/
Dat is ons laaste ly'enGa naar margenoot169
170[regelnummer]
En aller rampen dood.Ga naar margenoot170
Den Vader dan ons rust:Ga naar margenoot171
Den Soon is onse lust:
(Den Hemel onsen toegang)
Den Geest met ons gemeen:Ga naar margenoot174
175[regelnummer]
(O Heyl'ge Dry-in-Een!)
Der Englen Choor ons toe-sang.
| |
XII.
O Heyl'ge Dry in Een!
Ah dat ons eens verscheen
Uw Al-vernoegend Aansigt!
180[regelnummer]
En dat ons oog by SonGa naar margenoot180
Verheerlijckt aan-sien conGa naar margenoot181
Dat wy nu sien by Maan-ligt!Ga naar margenoot182
Dit is ons aller bede
Dog maackt uw wil geen ijl/Ga naar margenoot184
185[regelnummer]
Nog sijn wy wel te vreden/
En singen onderwijl/
Den Hemel is ons vreugd
Den Hemel ons verheugt
Met Al-genoegsaamheden!
190[regelnummer]
Sendt Here wat gy wilt
Ons hert heeft in u stilt'
Ons Siel eeuwige Vrede.
29. in Loumaand 1665.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 491]
| |
Sege-sang van 't geloof in de swaricheden. Tijdlied waarin L. bezingt dat men door het geloof boven benauwende omstandigheden kan uitstijgen. In 1665 brak de Tweede Engelse Oorlog uit tussen Engeland en de Republiek. Karel II was afgunstig op de groeiende Nederlandse handelsvloot en omdat onze schepen regelmatig door Engelse werden lastig gevallen, hing er oorlogsdreiging in de lucht. Engeland ging zonder oorlogsverklaring over tot de aanval en ontnam de Republiek enkele koloniën. De eerste zeeslag (bij Lowestoff) liep voor ons land op een teleurstellende nederlaag uit, temeer omdat ook het admiraalsschip in de lucht gevlogen was. In juni 1666 werd de oorlog voor de Republiek toch nog gunstig beslist door De Ruyters beroemd geworden tocht naar Chattam (zie tekst 104). In verband met deze ontwikkelingen besloot de kerkenraad van Utrecht elke week op de woensdagavond in drie kerken een bidstond te beleggen. De toeloop van de gemeente was zo groot, dat men na enkele weken een vierde kerkgebouw nodig had. Tussen 1664 en 1666 preekte L. vijftien maal over Jeremia 45:1-5, o.a. tien keer over de tekst: ‘Zo zegt de Heere: Zie, dat Ik gebouwd heb, breek Ik af (...).’ L. en de directe kring om hem heen voelden zich dus intensief bij de zorgwekkende ontwikkelingen in ons land betrokken. In deze tekst is niet zozeer sprake van de bij dergelijke omstandigheden gebruikelijke oproepen tot verootmoediging en boetedoening voor God vanwege de zonden, maar hier gaat het over de grote kracht van het geloof. Wanneer men de vreugde van de hemel in het hart geniet, dan kan men alle in de titel genoemde ‘Swaricheden’ overwinnen. In de beschrijving van de verschillende moeilijkheden en gevaren is een zekere climax aan te wijzen. Via het mogelijk verlies van have en goed (III en IV), van alles waar de mens met zijn hart aan verbonden is (V), de dreiging van vreemde soldaten (VI) en de mogelijke folteringen (VII) klimt de dichter op tot het verlies van de openbare godsdienst (IX en X) en zelfs tot het gevaar van de dood (XI). De strofen zijn op dezelfde manier opgebouwd. Eerst vindt men zes inleidende regels, die, behalve in de laatste strofe steeds hetzelfde zijn. Vervolgens wordt een dreigend gevaar belicht. Tenslotte wijst de dichter aan, welk aspect van de vreugde van het geloof de angst voor die dreiging totaal wegneemt.
Lit.: Trimp (1), 38-40; Trimp (2), 505; Trimp (3), 105-106, 129, 135; IJzerworst, 62-70 (T); Graafland (2), 114; Proost, 113; Van Es, 354. |
|