Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 461]
| |
98
| |
II.Mijn Suster; als in d' oegstGa naar einda het vierde sevendGa naar margenoot6-7
Son-ligt ons kim verloste van de nagt/Ga naar margenoot6-7Ga naar margenoot7
En 't heuchelijcke ligt aan d' eerde bragt/Ga naar margenoot8
Braackt gy ten duyster uyt/ en toond' u levendGa naar margenoot9
10[regelnummer]
Aan die u so veel maanden had verwagt.
| |
III.Als 't vierde sevend' Oegst-ligtGa naar eindb door quam breken/
Bragt my ook 's Hemels Wijsheyd (hoe ontsterk/Ga naar margenoot12
Hoe onervaren in dien dienst) aan 't werck.
Dus deed de selve Son-hoogt 't hooft op-steken
15[regelnummer]
U in dees' eeuw/ en my in Christi kerck.Ga naar margenoot15
| |
IV.Hoe weynig wist gy wat een mensch betekent
Doe gy een mensch geboren wierd! by naGa naar margenoot17
So weynig wist mijn siele/ tot haar scha/Ga naar margenoot18
Wat (in des Hemels wis-kunst regt gerekent)Ga naar margenoot19
20[regelnummer]
Een Leeraar sy/ die kondigt Gods gena.Ga naar margenoot20
| |
[pagina 462]
| |
V.Gij sijt door 's Hemels Al-bestuyr in 't leven
Gebragt/ op voorwaard van des Hemels Eer.Ga naar margenoot22
Ick in den Dienst. van beyden wagt ons' HeerGa naar margenoot23
Dat wy aan Hem gewillig overgeven
25[regelnummer]
Ons leven/ Dienst/ ons-selven t' sijner eer.
| |
VI.Dees dag vermaant ons beyden 't heylig oog-wit/Ga naar margenoot26
Van die ons schiep/ en riep/ te treffen/ inGa naar margenoot27
Ons heel aan Hem op t' offren; als 't gesinGa naar margenoot28
Van 't heylig volk/ en 't Engeldom om hoog dit/Ga naar margenoot29
30[regelnummer]
En saliglijck/ betragt eeuw uyt eeuw in.Ga naar margenoot30
| |
[pagina 463]
| |
VII.Niet ons ten goede/ maar voor Hem te leven:
Niet onsen wil/ maar sijn gebod te doen:
Sijn wijs beleyd in segen en in roe'nGa naar margenoot33
Te prijsen: Hem van ons Heyl d' eer te geven:
35[regelnummer]
En op sijn magt te wagten in ons doen.Ga naar margenoot35
| |
VIII.So vinden wy den Hemel hier op eerden:
So vangen wy den loop van 't nieuwe jaar
Tot 's Hemels dienst weer aan; en/ met de schaarGa naar margenoot38Ga naar margenoot38-39
Die eerd' en Hemel schatten na haar weerde/Ga naar margenoot38-39
40[regelnummer]
Beginnen wy het eeuwig Vreugde-jaar.Ga naar margenoot40
Geboorte-dag van Catharina van Lodensteyn. Verjaardagsgedicht voor een zuster van de dichter. Catharina werd geboren op 28 augustus 1627 en overleed op 9 juni 1712. Zij was de jongste van de zes kinderen uit het gezin. De dichter maakt gebruik van het feit dat de verjaardagsdatum van zijn zuster samenvalt met de datum waarop hij zelf als predikant in zijn eerste gemeente Zoetermeer werd bevestigd. Dit levert een aantal vergelijkingen tussen hen beiden op. Zo hadden zij beiden geen besef van wat de nieuwe toestand zou inhouden en zijn zij erachter gekomen, dat zij in feite voor dezelfde taak staan: God te dienen in het leven, Zijn eer te bedoelen en daarom zichzelf op te offeren. De slotstrofe vertolkt een gedachte die men in L.'s gedichten meerdere malen aantreft, namelijk dat er voor een kind van God geen wezenlijk verschil bestaat tussen het aardse leven en het verkeren in de hemelse zaligheid. Wie één is met God, vindt de hemel op aarde, gaat in de hemelse dienst het nieuwe jaar in en begint op Gods tijd aan ‘het eeuwig Vreugde-jaar’. Het blijkt herhaaldelijk, dat de gekozen melodie de dichter inspireert tot het schrijven van een vloeiend vers (zie de inleiding op tekst 96). In deze tekst dragen stuwende enjambementen (r. 1-3, 26-29 en 37-40) een steentje daartoe bij.
Lit.: Proost, 264; Trimp (1), 49, 104; Trimp (3), 93. |
|