Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 457]
| |
97
| |
II.15[regelnummer]
Al de vermaken
Die de wereld aanbood
Wt haar vuylen poel/
Moet ick nu laacken/Ga naar margenoot18
Die der sielen aanstootGa naar margenoot+Ga naar margenoot19
20[regelnummer]
Levendig gevoel:
Nu ick mijn hert stel na des Hemels doel.Ga naar margenoot21
Onsinnig mensch! hoort!Ga naar margenoot+Ga naar margenoot22
Wat u schijnt een luyster/Ga naar margenoot23
Siet eens na boven/
25[regelnummer]
Alles wert u duyster.
Oh! dat eeuwig' Al!
Oh! dat eeuwig' Al!
Is het Een dat ick be-oogen sal.
| |
[pagina 458]
| |
III.Ah trouwen Heyland!Ga naar margenoot+
30[regelnummer]
Die noyt cont versmadenGa naar margenoot30
Die sig t' uwaarts voegt;Ga naar margenoot+Ga naar margenoot31
Voert my op 't Wey-landGa naar margenoot+
Van uw vette genaden/
Daar mijn siel na swoegt:Ga naar margenoot+Ga naar margenoot34
35[regelnummer]
So is mijn siel in u eeuwig vergenoegt.Ga naar margenoot+Ga naar margenoot35
| |
[pagina 459]
| |
Al 's werelds lust gaatGa naar margenoot36
Met de tijd verdwijnen.Ga naar margenoot+
Ey! 's hemels vier laatGa naar margenoot+Ga naar margenoot38
In de plaats verschijnen!Ga naar margenoot+Ga naar margenoot39
40[regelnummer]
Oh! dat eeuwig al!Ga naar margenoot+
Oh! dat eeuwig al!
Is het Een dat ick be-oogen sal.
| |
IV.In dees mijn dagen/Ga naar margenoot43-45
Waarlijck levens nagten/Ga naar margenoot+Ga naar margenoot43-45
45[regelnummer]
Als den tijt ontgaat:Ga naar margenoot43-45Ga naar margenoot45
Laat u behagenGa naar margenoot+
Alle mijn gedagten/
Woorden/ wil/ en daad;Ga naar margenoot+
En in my groejen het woort dat levend saad.Ga naar margenoot49
50[regelnummer]
Op dat ick nog in
Dees onvrugtbre dage'
U sy ten dienst/ enGa naar margenoot+Ga naar margenoot52
Heyl'ge vrugten drage.
Oh! dat eeuwig al!
55[regelnummer]
Oh! dat eeuwig al
Is het Een dat ick be-oogen sal.
| |
V.Oneyndig heylig!Ga naar margenoot+Ga naar margenoot57-58
Onbegrepen heerlijck!Ga naar margenoot57-58
On-toe-ganckelijck ligt!Ga naar margenoot+
60[regelnummer]
Tot U men veyligGa naar margenoot+
Gaat/ want al 't begeerlijckGa naar margenoot+
Is in uw gesigt.Ga naar margenoot+Ga naar margenoot62
Was maar ons hert na u evenbeeld gestigt!Ga naar margenoot63
Oh! dat de heyligheyd/Ga naar margenoot+
65[regelnummer]
Ciersel van uw throone/Ga naar margenoot+Ga naar margenoot65
In dees mijn vreemdelingschapGa naar margenoot66
Sy mijn hooft ten croone!Ga naar margenoot+Ga naar margenoot67
Tot het eeuwig' AlGa naar margenoot+
Tot het eeuwig' AlGa naar margenoot+
70[regelnummer]
My om Jesus wil volmaken sal.Ga naar margenoot+Ga naar margenoot70
| |
[pagina 460]
| |
Op de verjaringe van mijn W. Moeder. Lied ter gelegenheid van de verjaardag van L.'s moeder. Naar aanleiding van het verjaardagslied voor L.'s vader (tekst 96) is reeds opgemerkt, dat de dichter weinig ingaat op de persoonlijke omstandigheiden van de betrokkenen. Voor deze tekst geldt dat in sterke mate, want bij afwezigheid van de titel zou de lezer niet vermoeden dat het hier om een verjaardagslied gaat. Het is duidelijk, dat dit gedicht, waarin L. zijn ouder wordende moeder aan het woord laat, een stichtelijke levensles bevat. Deze komt hierop neer: wanneer de jaren van het leven als een weversspoel voorbij gegleden zijn (str. I), komt men er achter, dat alles wat de wereld biedt, uiteindelijk geen bevrediging geeft. Vandaar de in het refrein steeds herhaalde aansporing tot het beogen van het hemelse goed. Het is aannemelijk dat dit gedicht ook bedoeld is als een levensles voor een breder publiek. Het perspectief van waaruit de tekst geschreven is en de personen die aangesproken worden, zijn immers vrij algemeen en wisselen ook steeds. Opmerkelijk zijn de vele verwijzingen naar bijbelteksten in de marge van deze tekst. In het calvinistische en doperse schriftuurlijke lied uit de zestiende en de zeventiende eeuw treft men dit verschijnsel vaker aan, maar bij L. nauwelijks. Misschien heeft hij zijn moeder een handreiking willen doen tot nadere bijbelstudie over de stof van het gedicht.
Lit.: Proost, 103; Onstenk (1), 217; Trimp (1), 49, 108. |
|