Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 453]
| |
96
| |
II.'t Geloov hem leert des eeuwigen Conings Liefde/
Het weerdig soen van 's Conings eeuwigen Soon:Ga naar margenoot7
Het weerdig soen van 's Conings eeuwigen Soon:
En (wan den Geest sijn sugten maar geriefde)Ga naar margenoot9
10[regelnummer]
Wagt met geduld het eyndelose loon.Ga naar margenoot10
| |
III.Ick dagt/ mijn Vader/ wenscht' ick u veel jaren
(Uw jaren voor ons wensch'lijck) of veel eer,Ga naar margenoot12
(Uw jaren voor ons wensch'lijck) of veel eer,
Veel aardschen slijck; ick gaf u aan de barenGa naar margenoot14
15[regelnummer]
En vloed van 't ydel wereldsch Op en Neer.Ga naar margenoot15
| |
IV.De witte lock can u ten Nebo streckenGa naar margenoot16
Om 't Heylig Land van uwe Rust te sien/
Om 't Heylig Land van uwe Rust te sien/
(Ah! conden wy die jaren nog wat recken!)Ga naar margenoot19
20[regelnummer]
Daar Zyons berg sig u eerst aan-quam- bie'n.Ga naar margenoot20
| |
[pagina 454]
| |
V.Hier op uw Hert te trots gemoedigt steyger'Ga naar margenoot21
Al d'aartschen draff/ en ydelheyd verby/Ga naar margenoot22
Al d'aartschen draff/ en ydelheyd verby/
En ('t luck sig bied' in volle winden) weygerGa naar margenoot24
25[regelnummer]
Het cluyster aan te doen/ nu so na vry.Ga naar margenoot25
| |
VI.'t Gewenn' in Canans taal met Zyons woordenGa naar margenoot26
Sig oefnen om in 's Hemels rey te gaan/Ga naar margenoot27
Sig oefnen om in 's Hemels rey te gaan/
En 's Hemels Geest/ die wat Hy woud bekoorde/Ga naar margenoot29
30[regelnummer]
Leer u des Hemels Waarheyd regt verstaan.Ga naar margenoot30
| |
[pagina 455]
| |
VII.Die segg' u/ dat voor tienmaal seven jarenGa naar margenoot31-32
En drie/ en drie des Hoogsten oog en sorgGa naar margenoot31-32
En drie/ en drie des Hoogsten oog en sorg
Als gy nog niet en sorgden/ op u waren/Ga naar margenoot34
35[regelnummer]
En stelden 't Bad ten wissen pand en borg:Ga naar margenoot35
| |
VIII.En huldede u ten Coning: al uw voorraadGa naar margenoot36
Tot overvloed verschaftede u sijn hand/
Tot overvloed verschaftede u sijn hand/
En stelden 't Land daar sijne Waarheyd voor-gaatGa naar margenoot39-40
40[regelnummer]
In Volheyd/ uw gewenschte Vaderland.Ga naar margenoot39-40Ga naar margenoot40
| |
IX.Die segg' u/ Dat Hy 't hert gemaackt/ bevrijdt/ enGa naar margenoot41
Herschapen heeft met dierbaar bloed en Geest
Herschapen heeft met dierbaar bloed en Geest
Op dat u woord en Daad sijn naam belijdenGa naar margenoot44
45[regelnummer]
En houden 't ongedeessemt Paschen-feest.Ga naar margenoot45
| |
X.Ah! dien die Geest leert d' onuytspreeckbre redenGa naar margenoot46
De Waarheyd als s' in Christo selv bestaat/Ga naar margenoot47
De Waarheyd als s' in Christo selv bestaat/
Dat is de daad van duisend suiverheden/
50[regelnummer]
En dat 's den top/ waar heen mijn wenschen gaat.Ga naar margenoot50
Dit wenscht die van u 't leven heeft gecregen,Ga naar margenoot51 28. Wintermaant 1659.Ga naar margenoot+ 7. in Loumaant 1660. | |
[pagina 456]
| |
Op de verjaringe van mijn W. Vader. Gedicht ter gelegenheid van de zesenzeventigste (en tevens laatste) verjaardag van de vader van de dichter. Met deze tekst begint een reeks verjaardagsgedichten van L. voor vader, moeder, zus, N.N. en zichzelf. In al deze gedichten wordt op de gebruikelijke persoonlijke elementen uit dit soort gelegenheidspoëzie niet veel accent gelegd. L. ziet in een verjaardag voornamelijk een gelegenheid om geestelijke zaken aan de orde te stellen, waardoor deze gedichten het karakter krijgen van een ‘geboords-vermaan’ (tekst 98, r. 4). Het persoonlijke element ontbreekt in het gedicht voor zijn moeder geheel en is in het gedicht voor zijn zuster Catharina het meest duidelijk aanwezig. In dit gedicht voor zijn vader klinken betuigingen van kinderlijke liefde en eerbied in bescheiden mate door. De pastorale en belerende toon past bij dit gelegenheidsgedicht. Men kan er niet uit afleiden dat L. geen hartelijke liefde tot zijn gezinsleden zou bezitten. De teksten 95, Op de aancomste mijns vaders en susters en 111, Eenige invallen op ene Reyse laten deze juist duidelijk zien. De eerste strofen van tekst 96 geven tegenstrijdige gedachten en gevoelens weer: moet de vader geëerd worden met ‘een gouden croon’ en moet hem een lang leven worden gewenst? Deze zaken passen een christen niet, omdat aardse rijkdom slechts slijk is en het bezit ervan zeer onbestendig (r. 14-15). De leeftijd van de vader geeft de dichter aanleiding om een vergelijking te maken met Mozes, die voot zijn sterven vanaf de berg Nebo een blik in het beloofde land Kanaän mocht slaan. Zo wenst hij zijn vader toe, dat deze zich mag richten op het hemels Kanaän. Door de viering van het Heilig Avondmaal te vergelijken met het Pascha tijdens de uittocht uit Egypte (r. 45) wordt de vergelijking met de tocht van van het volk Israël naar het beloofde land nog versterkt. De getallen in strofe VII laten zich symbolisch uitleggen. Mogelijk is met zeven het getal van het volmaakte bedoeld, als verwijzing naar het aanstaande hemelse leven, waarin het aardse is voorbij gegaan. Drie wijst op de goddelijke drieëenheid (strofe II) en op de drie ambten van Christus (profeet, priester en koning) waarvan Zijn kinderen iets mogen bezitten (strofen VIII, IX en X). L. gebruikt de melodie De Tijd is hier in totaal vier keer, waarbij in deze tekst de tweede regel herhaald wordt. De overgangen van r. 1-2 en 4-5, waar sprake is van vrouwelijke rijmen, kenmerken zich door een opeenvolging van drie lange (halve) noten. Herhaaldelijk geven deze plaatsen de dichter aanleiding tot het gebruik van enjambementen, wat de voortgang van de tekst ten goede komt.
Lit.: Trimp (1), 49, 78, 104; Proost, 262. |
|