Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 444]
| |
93
| |
II.Lieve! seyd hy/ d' ongenugtenGa naar margenoot9
10[regelnummer]
Die ick lijd'/ sijn maar om u.Ga naar margenoot10
Sal ick om u Heyl versugten?Ga naar margenoot11
En gy blijven even schuw!Ga naar margenoot12
Laat gy in den wind my leggen?Ga naar margenoot13
In den regen/ in den plas!
15[regelnummer]
Niet en wist s' er op te seggen/Ga naar margenoot15
Dan/ 't en comt my niet te pas.Ga naar margenoot16
| |
III.Als des werelds Eeuwig LevenGa naar margenoot17
Na so veeler eeuwen wensch
Sig ter aarden had begeven
20[regelnummer]
Om het leven van den Mensch:Ga naar margenoot20
En sijn Volck sijn Heyl quam biedenGa naar margenoot21
Daar hy om gecomen was:
Was het antwoord van de lieden;
Heer! 't en comt ons niet te pas.Ga naar margenoot24
| |
[pagina 445]
| |
IV.25[regelnummer]
So mijn Meester! so mijn Here/Ga naar margenoot25-27
(Die selfs aard en Hemel schiep)Ga naar margenoot25-27Ga naar margenoot26
Smaad van afslag creeg voor eereGa naar margenoot25-27Ga naar margenoot27
Als Hy 's menschen Heyl beliep:Ga naar margenoot28
Is het vreemd/ dat sijn geringe'
30[regelnummer]
Dienaar, enckel stof en aschGa naar margenoot30
Antwoord op sijn vraag ontfinge:
Vriend! het comt my niet te pas?
| |
[pagina 446]
| |
V.Ligt is dit den Knegt te duldenGa naar margenoot33
Die met lijden heeft gedaan;Ga naar margenoot34
35[regelnummer]
Maar hem smert/ dat uwe schuldenGa naar margenoot35
In des Hemels reek'ning staan.Ga naar margenoot36
En de Meester na 't verlopenGa naar margenoot37-38
Van uw Levens-uyre-glasGa naar margenoot37-38
Op uw roepen Doet ons open!Ga naar margenoot39-40
40[regelnummer]
Seggen mogt/ 't Comt niet te pas.Ga naar margenoot39-40
In-val op occasie, dat my yemand de versogte aansprake tot stigting weygerde. Een gedicht waarin L. een gebeurtenis bij wijze van een ‘inval’ associeert met bijbelse gegevens. Wanneer het L. geweigerd wordt een stichtelijk woord te spreken, dan leidt dit bij hem tot de gedachte dat hij zich niet beledigd of onaangenaam verrast behoeft te voelen. Dit overkwam ook Jezus Zelf, zoals Hij Zijn discipelen voorhield in Joh. 15:20, ‘Een dienstknecht is niet meerder dan zijn heer. Indien zijn Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen; indien zij Mijn woord bewaard hebben, zij zullen ook het uwe bewaren.’ Dit gedicht begint in de eerste twee strofen met het beeld uit Hooglied 5, waar de bruid de kloppende bruidegom buiten de deur laat staan. Nadat de dichter in strofe III heeft aangehaald dat Christus door het joodse volk is verworpen, maakt hij in de laatste twee strofen de vergelijking tussen de Meester en de dienstknecht. L. sluit verschillende strofen af met een (bijna) identieke regel die de hoofdinhoud van het gedicht onderstreept.
Lit.: Trimp (3), 205. |
|