Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 411]
| |
85
| |
II.Siet hoemen 't costelijcke bloed
Van 't diergekogte volck ter aarden uyt giet/
En hoe uw Bruyd haar tranen uyt-schiet/
Dewijl men 't land van lijcken stincken doet.Ga naar margenoot14
15[regelnummer]
Siet of een smert' als deze sy:Ga naar margenoot15
De Jong'ling valt: de maagt vercragt daar by:Ga naar margenoot16
Het suyg'ling smelt aan 's moeders lege teep'lenGa naar margenoot17
Van tranen nat/
Die haar ontseep'lenGa naar margenoot19
20[regelnummer]
Als sy 't kindje vat.Ga naar margenoot20
| |
III.De wegen naar het HeyligdomGa naar margenoot21
Sijn woest; als Woord/ en Spijs/ en Sugt/ en SingenGa naar margenoot22
Op-houdt in Syons gaderingen.Ga naar margenoot23
En laas! den bitt'ren Vyand lagt'er om!
25[regelnummer]
En schimpt (so smaad'lijck dat ick gruw)Ga naar margenoot25-26
Waar is uw hulp? waar is uw Coning nu!Ga naar margenoot25-26
O Zyon? daar uw reuckeloos vertrouwenGa naar margenoot27
So vast op stond?
Laat af te bouwen
30[regelnummer]
Op so los een grond!
| |
[pagina 412]
| |
[pagina 413]
| |
IV.Daar is geen bitter'er verdriet/
Geen sweerd dat scherper moordt/geen wreder pijne/
Daar Rots/ en Sneeuw gemack by schijnen:Ga naar margenoot33
En hoort gy dat (Regtveerdig Godt!) nog niet?
35[regelnummer]
Weckt op uw magt/ comt van om hoog/
Wendt tot ons' Haters een bekerend oog'/Ga naar margenoot36
Of steltse tot een doel-wit van uw schigten.Ga naar margenoot37
Breeckt all' haar Raad.Ga naar margenoot38
En doet hem swigtenGa naar margenoot39-40Ga naar margenoot39
40[regelnummer]
Die uw Zyon haat.Ga naar margenoot39-40
| |
V.Maackt eens een eynd van Zyons traan:
Stopt eens den vloed van so veel bloed-rivieren:
En breydelt al die Tyger-dieren:Ga naar margenoot43
En laat uw volck weer in hun ruste gaan.
45[regelnummer]
Om in de schaduw van den ranckGa naar margenoot45
Den Rots (die nu ten schuylplaats dient) uw danck/
En loff met vreugde weder te doen galmen;Ga naar margenoot47
Als 't herders-kind
In Lied en Psalmen
50[regelnummer]
Sijn geneugte vindt.Ga naar margenoot50
| |
VI.Geev onderwijl/ dat uw Genaad
Uw dier-vercrege lang-bewaarde Waarheyd
Door so veel damps in suyv're claarheyd/Ga naar margenoot53-54
Door so veel storms onwanckelbaar/ bestaat.Ga naar margenoot53-54
55[regelnummer]
Uw Zyon reynigt van haar schuldGa naar margenoot55
In Jesus bloed/ en wapent met geduld/Ga naar margenoot56
Dat sy sig onder uw Wil willig neygen;Ga naar margenoot57
En/ voor die boos
Haar slaan/ en dreygen/
60[regelnummer]
Smeken wrake-loos.Ga naar margenoot60
| |
[pagina 414]
| |
VII.Dan sal uw lof/ Lofweerdig Godt!
In sulck een werck/ en in uw kind'ren blincken/
Ja Hemel-waarts uw trouwe klincken
Ten spot van die met ons vertrouwen spott.
65[regelnummer]
Dan sal uw werck/ uw Lust/ uw Beeld,
(Dat in uw Lieve Syons wesen speelt)Ga naar margenoot66
Sig opdoen meer vol Heerlijckheyd/ en heylig:Ga naar margenoot67
End uw gerugtGa naar margenoot68
In Psalmen veylig
70[regelnummer]
Schett'ren door de Lugt.Ga naar margenoot70
Besluyt van 't voorgaende. Deze nazang op tekst 84 heeft het karakter van een innig gebed. In de eerste strofen klinken de geluiden van een oud-testamentische wraakpsalm door. De dichter bidt om recht voor de verdrukten en om de rechtvaardige straf van de goddelozen. In de laatste strofen spreekt hij zijn verlangen uit dat deze verdrukkingen mogen leiden tot de verlossing en het heil van Sion. De diepste grond van dit verlangen is, dat daarin de eer en de heerlijkheid van God zullen uitkomen.
Lit.: Trimp (1), 44-45. |
|