Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 338]
| |
73
| |
II.10[regelnummer]
U (Moeder) groeten wy beleeft/Ga naar margenoot10
Om dat uyt u geboren/ leeft/Ga naar margenoot11
Dien/ wat op aard genaden heeftGa naar margenoot12
So lang den Hemel staat
So lang den Hemel staat sal prijsen.
M.
15[regelnummer]
Waar goede lieden/ waar van daan?
H.
Wy comen uyt het velt gegaan.
M.
Wat heft gy voor een lof-sang aan?
H.
Wy sullen u de waarheid wijsen.Ga naar margenoot18
| |
III.
M.
Wat siet gy Heerlijcks in mijn vrugt!
H.
20[regelnummer]
Dat is de troost van al wat dugt.Ga naar margenoot20
M.
Een Lam/ dat selfs in tranen sugt!Ga naar margenoot21
H
Maar alles gaat in magt/
Maar alles gaat in Magt te boven:
Dus vraag niet veel/ sing met ons dra!Ga naar margenoot24
25[regelnummer]
Sing met ons op Hallelu-jahGa naar margenoot25
(Beyde.)
Hallelu-jah! Hallelu-jah!
Laat ons den Godt des Hemels loven.
| |
[pagina 339]
| |
[pagina 340]
| |
IV.
M.
Wat siet gy Heerlijcks in mijn kind!
H
Een Stercke die eer langh verwintGa naar margenoot29
30[regelnummer]
All ons' vyanden/ en verslindt
Der Sonden Magt/ en al
Der Sonden Magt/ en al ons vrese.
B.
Sing Hemelen Hallelu-jah!
Sing volcken al Hallelu-jah!
35[regelnummer]
Sing al wat leeft Hallelu-jah!
Dit kindeken sal ons genesen.
| |
V.
M.
Wat siet gy Heerlijcks in dit Lam?
H.
Een Coninck sterck uyt Davids stam.
M.
Die so veragt ter werelt quam?
H.
40[regelnummer]
Sijn Vader is een Heer
Sijn Vader is een Heer der eeren.
B.
Hallelu-jah! seg Eng'len-schaar/
Sing Hallelu-jah! Hemels claarGa naar margenoot43
Hallelu-jah! sing: want voorwaar
45[regelnummer]
Dees' Coninck is/ en Heer der Heeren.
| |
VI.
M.
Wat siet gy pragtigs in dit wigt
Dat arm in slegte windels ligt?Ga naar margenoot47
H.
Een Ryckdom daar het al voor swigt:Ga naar margenoot48
Sijns Vaders is al 't Goud
50[regelnummer]
Sijns Vaders is al 't Goud der aarde
B.
Sing Hemelen Hallelu-jah!
Sing (aarde) sing/ Hallelu-jah!
Dit kintje: want by sijn genaGa naar margenoot53
Is Goud en Silver van geen waarde.
| |
VII.
M.
55[regelnummer]
Waar (lieden) comt u dit van daan?Ga naar margenoot55
H.
Den Hemel deed het ons verstaan.
M.
Seyd' die hoe 't met dit kind oud gaan?
H.
Godt sprack/ en d' Eng'len tuigd'Ga naar margenoot58
Godt sprack/ en d' Englen tuigden van 't woort.
M.
60[regelnummer]
Ey! ras vertell en seg ons op!Ga naar margenoot60
Mijn Geesten climmen in den top/Ga naar margenoot61
Mijn herte springt van vreugden op/
Nu d' eene God-spraack d' and'ren antwoort.Ga naar margenoot63
| |
[pagina 341]
| |
VIII.
H.
De nagt was duyster om ons heen/
65[regelnummer]
En wy ons pligt in Vee-sorg de'en/
Als ons een luyster snel bescheenGa naar margenoot66
Veel schoner dan de Zon
Veel schoonder dan de Zon in 't opgaan:
Verbaast wy sprongen op in schrick;Ga naar margenoot69
70[regelnummer]
En/ d' een beswijckend met een snick/Ga naar margenoot70
Siet d' ander in een ogenblick
Den heldren Hemel heerlijck op-staan.Ga naar margenoot72
| |
IX.Strax hoorden wy ten Hemel uytGa naar margenoot73
Een Hemels bode/ een bly geluyd/
75[regelnummer]
Een stemme die ons 't heyl beduyd/Ga naar margenoot75
En vriendelijck verbood
En vriendelijck verbood te schricken:
Want riep hy; siet de tyd is nu,
(O menschen in uw sonden schuw)Ga naar margenoot79
80[regelnummer]
Den Hemel maackt sig op, om u
En gansch de werelt te verquicken.
| |
X.Want heden u de Godheyd deelt
Der Offerhanden Tegen-beeld/Ga naar margenoot83
Daar Coning en Propheet van queelt/Ga naar margenoot84
85[regelnummer]
Daar d' eynden van de werld
Daar d' eynden van de werld op wagten.
Gaat haastig heen na Davids Stadt/Ga naar margenoot87
En soeckt dien onwaardeerb'ren schatGa naar margenoot88
In slegte lompjes opgevat.Ga naar margenoot89
90[regelnummer]
En leert in Hem 't onsigtbaar agten.Ga naar margenoot90
| |
XI.Doen meenden wy het was gedaanGa naar margenoot91
En stelden ons om heen te gaanGa naar margenoot92
Maar doe ving eerst den Loffsang aan/Ga naar margenoot93
Van duysend Geesten die
95[regelnummer]
Van duysend Geesten die Godt eerden;Ga naar margenoot95
En juychten: Eer sy Godt, die goedGa naar margenoot96
Den armen mensch den vrede soet
Bestellend' sijn behagen doet,Ga naar margenoot98
En ons uws kinds geheymnis leerden.Ga naar margenoot99
| |
[pagina 342]
| |
XII.
M.
100[regelnummer]
Dat was den weergalm van den Groet/Ga naar margenoot100
Daar Gabriel mijn stil gemoet
Eens meed beroerden/ en het doet
My aan sijn dierbaar woord
My aan sijn dierbaar woord gedencken:
105[regelnummer]
Uw vrugt, o Maget/ is uw croon
(Seyd hy) en uw Soon Godes Soon,
Den Hemel sal hem Davids throon
En Heerschappy voor eeuwig schencken.
| |
XIII.Nu sie ick d'eene God-spraack slaatGa naar margenoot109-110
110[regelnummer]
Accoord op d' ander/ en de maatGa naar margenoot109-110Ga naar margenoot110
Die waarheyd is die eeuwig staat:
Paar met my op dien maatGa naar margenoot112
Paar met my op dien maat uw kelen.
B.
Loff sy den Hemel wyd en breed
115[regelnummer]
Die d' armen mensch den soeten vreed
Bestellend, sijn behagen deed!
En leerd ons Hallelu-jah quelen.Ga naar margenoot117
| |
XIV.
M.
Nu merck ick dat de waarheyd daagt
Daar van den Siender lang gewaagtGa naar margenoot119
120[regelnummer]
Heeft. Dat een ongeraackte MaagtGa naar margenoot120
Beswangerd soud een kint
Beswangerd soud een kintje baren.
B.
Loff sy den Hemel wyd en breed
Die d' armen mensch den soeten VreedGa naar margenoot124
125[regelnummer]
Na syn behagen spruyten deed!Ga naar margenoot125
Sing onse stemm en speel' ons snaren.Ga naar margenoot126
| |
XV.Dat Iesses soon ten throon geraackt;Ga naar margenoot127
Dat stercker magt ons banden slaackt;
Dat David voor sijn kudde waackt;
130[regelnummer]
Dat d' eeuwe weer van goud
Dat d' eeuwe weer een goude eeuw is;Ga naar margenoot131
(Loff sy den hemel wyd en breed.
Die d'armen mensch den saal'ge vreed
Na sijn behagen spruiten deed!)
135[regelnummer]
Dat nu ons Heyland Iuda's Leeuw is;Ga naar margenoot135
| |
[pagina 343]
| |
XVI.Dat Godt in menschen-liefde blaackt;
Dat Lam en wolf ten vrede raackt;Ga naar margenoot137
Is in dit kintje waar gemaackt:
Wie sal dit diep geheym
140[regelnummer]
Wie sal dit diep geheym beseffen?
(Loff sy den Hemel wyd en breed,
Die d' armen mensch den saal'gen vreed
Na sijn behagen spruyten deed!)
En wie sijn loff na waarde treffen?Ga naar margenoot144
Gods Soon geboren. Kerstlied in de vorm van een samenspraak tussen Maria en de herders. Dit is het tweede lied in een serie van drie over Christus' geboorte. De inhoud laat zien welke troost, sterkte, heerlijkheid en rijkdom (str. III-VI) de geboorte van Christus bevat voor eenvoudigen van hart. De tekst kenmerkt zich door een direct en eenvoudig taalgebruik dat goed past bij het dialoogkarakter en bij de sprekende personen zelf. Hierdoor is dit lied vergelijkbaar met de twee samenspraken over Christus' opstanding (de teksten 67 en 68). De structuur van dit lied is duidelijk. De inleiding vertelt hoe de herders na hun ontmoeting met de engelen Bethlehem met haast komen binnenlopen en Maria begroeten (str I-II). Dan volgt een samenspraak tussen hen en Maria (str. III-VI). In elke strofe vraagt Maria aan de herders wat zij toch in haar pasgeboren kindje zien. Na het antwoord, waarin de herders iets van de betekenis van Christus' geboorte openbaren, volgt steeds een lofprijzing van hen allen in de vorm van een soort refrein. In strofe VII toont Maria zich benieuwd naar de herkomst van de kennis van de herders, omdat deze nauwkeurig overeenkomt met wat zij zelf van de engel Gabriël heeft gehoord. Vervolgens vertellen de herders het verhaal van hun ontmoeting met de engelen, onder wie Gabriël, zoals dat in Lukas 2 te lezen is (str. VII-XI). Na een strofe waarin Maria bevestigt dat aan de herders dezelfde boodschap is verkondigd als aan haar zelf (str. XII), volgt het slotgedeelte van dit lied (str. XIII-XVI). Het is een lofzang op het kerstwonder, waarin de dichter opnieuw een refrein heeft verwerkt.
Lit.: Brinkkemper/ Soepnel, 12, 13. |
|