Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 312]
| |
67
| |
[pagina 313]
| |
[pagina 314]
| |
II.
P.
Vrouw! hoe! droomje? slaapt gy nog?
M.
O Symon! 't is geen slaap-bedrog.Ga naar margenoot24
P.
25[regelnummer]
Sijn de hersens
(Door veel persensGa naar margenoot26
Van den druck) berooft!Ga naar margenoot27
M.
Neen/ Neen. (P.) Heeft s' een spoock ontstelt?Ga naar margenoot28
M.
'Ten is geen Nagt-spoock dat ons quelt;
P.
30[regelnummer]
Onderregt ons
Dan/ en segt ons/
Wat breeckt gy ons 't hooft!
M.
't Was nog nagt/
En ick dagt
35[regelnummer]
'k Wil my spoen ten grave.
P.
Ydelheyd!Ga naar margenoot36
OnbescheydGa naar margenoot37
Wou den doden laven.
M.
'k Woud mijn Here salven gaan.
P.
40[regelnummer]
Joseph had dat al gedaan.Ga naar margenoot40
M.
Tonen woud ick 't lievend hert.Ga naar margenoot41
P.
Liefde ligt ontschuldigt werd/Ga naar margenoot42
En stelt in so een poos//Ga naar margenoot43-44
Het herte vrese-loos.Ga naar margenoot43-44
| |
III.
M.
45[regelnummer]
't Brandend hert voerd' oog en lijff
Geswind ten graav' beyd even stijff:Ga naar margenoot46
't Graff was open/
en wy lopen
Ilincs herwaarts aan/Ga naar margenoot49
50[regelnummer]
Want ons' Heer en was daar niet.
P.
Maria/ segt gy dat? en siet!
Blijv ick staande
Dralen/ aan de
Plaats van 't graff te gaan?
55[regelnummer]
Dats een draff//
Tot het graff/
'k Sal na niemand wagten.Ga naar margenoot57
M.
En CephaGa naar margenoot58
Dat's u naGa naar margenoot59
60[regelnummer]
Liefde maackt my cragten.
| |
[pagina 315]
| |
Simon! wel wat dunckt u nu?Ga naar margenoot61
P.
Wel Maria! wat dunckt u?
M.
Symon hy is opgestaan.
P.
Maar Mary! wat comt u aan?Ga naar margenoot64
M.
65[regelnummer]
Den Hemel/ Petre/ selfGa naar margenoot65
heeft my dit cond gedaan.Ga naar margenoot66
| |
IV.D' Engelen van boven aff
Die spraken uyt het ledig graff;
Ey! Ey! steent niet/Ga naar margenoot69
70[regelnummer]
Vrouwen weent niet/
D'Heer is opgestaan:
Petre schrick niet/ Ja Hy/ Hy/
Hy selve stond daar aan mijn sy.
Dees mijn oogenGa naar margenoot74Ga naar margenoot74-76
75[regelnummer]
OnbedrogenGa naar margenoot74-76
Sagen hem daar staan.Ga naar margenoot74-76
P.
Seg Mary/
Hoe wist gy
Dat het uwen Heer was?
M.
80[regelnummer]
Seg hoe gy
Wist dat Hy
By u op het Meer was?Ga naar margenoot82
P.
Hy seyd self; Ick ben't/ ick ben't
M.
Een woord maackt' Hem my bekent.
P.
85[regelnummer]
Hoe kend' gy so haast sijn taal?
M.
Denckt den wenck in 's Priesters saal.
Maria! seyd sijn mond/Ga naar margenoot87
en 't hert verstond den grond.Ga naar margenoot88
| |
V.
P.
Daar 's nu 't eynd van al den hoon!
M.
90[regelnummer]
Daar 's nu voor 't cruys een Conings Croon!Ga naar margenoot90
En ons clagen/
Droeve dagen
All' gaan glijden heen.
P.
Daar 's nu waar dat seldsaam woordGa naar margenoot94
95[regelnummer]
(Van ons so agteloos gehoort)
Stapt mijn spoor na/
'K ga u voor na
't Land van Galileen.
| |
[pagina 316]
| |
M.
Segget draGa naar margenoot99-101
100[regelnummer]
Cleopa!Ga naar margenoot99-101
Daar begint uw reyen:Ga naar margenoot99-101
P.
Segget dra
Cajapha!Ga naar margenoot103
Daar begint uw schreyen.
M.
105[regelnummer]
Vromen: Daar 's uw Rots' en al!Ga naar margenoot105
P.
Bosen: Daar 's uw Rots ten val!Ga naar margenoot106
Die met hem den adem geeft/
Die met hem weer rijst en leeft/Ga naar margenoot108
Leeft en sterft t'sijnen dienst/
110[regelnummer]
die voor u sterft en leeft.
Gras-m. 1658.Ga naar margenoot+
Christus verresen. Dialoog over de belevenissen van Maria Magdalena en Petrus bij de opstanding van Christus. Maria snelt terug naar de discipelen, nadat zij Christus' graf leeg heeft aangetroffen. Er ontspint zich vervolgens een gesprek met Petrus over de verschijning van engelen aan de vrouwen die het graf bezochten. Tenslotte bezoeken Maria en Petrus het open graf, waar zij zich verwonderen en verheugen over de opstanding van Christus. Boven het lied staat: ‘Singt van den selven bij beurte’. L. ging naarmate hij ouder werd steeds meer eenvoudige liederen in dialoogvorm schrijven. In dit vers valt ook de levendige spreektoon op. Als pastor zou de dichter zich steeds meer hebben afgewend van het intellectualistische leesvers, om daardoor de toegankelijkheid van zijn verzen voor een breed publiek te bevorderen, vgl. Trimp (1), 126. Deze tekst is de eerste van een serie over de christelijke feestdagen (t/m tekst 74). Sommige predikanten van de Nadere Reformatie wezen het vieren van deze feestdagen af. L. stond eveneens wat gereserveerd tegenover het onderhouden van de feestdagen; hij was van mening dat deze allereerst in het eigen hart overdacht dienden te worden, vgl. zijn De Heerlykheyd van een waar christelyk leven, Amsterdam, 1711, 210. Toch preekte hij op die dagen wel over toepasselijke stof en dichtte hij naar aanleiding van de feestdagen verschillende liederen, zoals o.a. uit de volgende teksten blijkt.
Lit.: Bronsveld 47-51 (T); Trimp (1), 69, 86, 89, 126; Trimp (1), 166. |
|