Die magtig veel/ en groot en swaar sijn:
10. Hoymaant 1659.Ga naar margenoot+
Sonden-gewigte. Leesvers waarin de dichter mediteert over de ernst van de zonden in het leven van een kind van God. Een essentiële gedachte is, dat de zonden bedreven worden tegen een drieënig God, de Vader (vgl. r. 5-6), de Zoon (vgl. r. 7-9) en de Heilige Geest (vgl. 10-11). De structuur van dit leesvers is eenvoudig: na een inleidende klacht over de zonden (r. 1-3) worden twee vragen daarover gesteld (r. 4-6), waarop vijf antwoorden volgen (r. 7-11), terwijl r. 12 de afsluiting vormt.
Achter de vraag om inzicht in het getal en de macht van de zonden gaat de gedachte schuil, dat het vergoelijken ervan leidt tot het wegkwijnen van het geloofsleven, dat zich richt op de drie goddelijke Personen.
Lit.: Trimp (1), 108; Trimp (2), 511; Trimp (3), 101; Gorter (1), 159-160; De Vrijer (2), 140.