Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 299]
| |
62
| |
II.A.
10[regelnummer]
Salig ismen hier in hoopenGa naar margenoot10
Watmen siet/ of watmen voelt.Ga naar margenoot11
B.
Om 't besit dient nog met lopen/
Arbeyd/ moeyt/ en sorg gewoelt.Ga naar margenoot13
A.
Maar de liefde maackt my 't ploegenGa naar margenoot14
15[regelnummer]
D'arbeyd/ moeyten en verdriet/
(Om mijns Heren wil) genoegen.Ga naar margenoot16
B.
Maar nog ist het eeuwig niet.
Maar nog ist het eeuwig niet.
| |
III.A.
Hier is 't Ligt ons salig leven/Ga naar margenoot19
20[regelnummer]
't Ligt dat ons de Godtheyt toont.
B.
Wat sal 't Ligt een leven geven
Daar de Godtheyd Heerlijck woont?Ga naar margenoot22
A.
Hier vervult het hert en cragten.
B.
Daar is 't Hert een ruymer doos.
A.
25[regelnummer]
Maar wat soud ick grooters wagten!
B.
Dat het werde tijde-loos.Ga naar margenoot26
Dat het werde tijde-loos.
| |
[pagina 300]
| |
IV.A.
Jesus heeft my sig verworven:Ga naar margenoot28-31
'k Ben de sijn: wat wensch ik meer!Ga naar margenoot28-31
B.
30[regelnummer]
Dat ick alles afgestorvenGa naar margenoot28-31Ga naar margenoot30
Leefde maar tot Godes Eer.Ga naar margenoot28-31Ga naar margenoot31
A.
Met sijn dood ben ick begraven:Ga naar margenoot32
In sijn minnelijck gebiedGa naar margenoot33
Ist mijn Heyl voor hem te draven.Ga naar margenoot34
B.
35[regelnummer]
Maar nog ist het eewig niet.
Maar nog ist het eewig niet.
| |
[pagina 301]
| |
V.A.
Hier is my een Vreugd 't genieten
Van de Godt-verligt'de schaar.Ga naar margenoot38
B.
Daar 't genot van die Godt siet/ enGa naar margenoot39-40
40[regelnummer]
Sonder vleck is/ Hemel-claar.Ga naar margenoot39-40Ga naar margenoot40
A.
Hier sijn my tot lust de woordenGa naar margenoot41-42
Wt den Hemel neer-gedaald.Ga naar margenoot41-42
B.
Daar is 't wesentlijcke Woord, enGa naar margenoot43-44
't Ligt dat in de Siele straalt.Ga naar margenoot43-44Ga naar margenoot44
45[regelnummer]
't Ligt dat in de Siele straalt.
| |
VI.A.
Hoger Heyl ik niet en kenne
Dan te dienen desen Heer:
Als ick my aan hem gewenneGa naar margenoot48
Dats mijn schat/ mijn lust/ mijn eer.
B.
50[regelnummer]
Maar of eens uw siel geraakteGa naar margenoot50
In der Eng'len rey: en seydGa naar margenoot51-53
Met de sielen der VolmaakteGa naar margenoot51-53
Vleckloos loff in eeuwigheyd?Ga naar margenoot51-53
Vleckloos loff in eeuwigheyd?
| |
VII.A.
55[regelnummer]
Maar hier leert de liefde strijden
Voor hem dien de Liefde deedGa naar margenoot56-57
Vloecken dragen: Liefde-lijdenGa naar margenoot56-57
Is der Sielen Vreugd en vreed.
B.
Daar en is geen Liefde-lyen/Ga naar margenoot59
60[regelnummer]
Dat is waar/ maar Liefde-vreugd.
Beyd is een; want wil-vertyenGa naar margenoot61
Maackt van Lust of lijden deugd.
Maackt van Lust of lijden deugd.
| |
[pagina 302]
| |
VIII.A.
Hier vermeld ick 's Scheppers grootheyd.
B.
65[regelnummer]
Daar werdt anders niet gedaan.
A.
Hier aan 't volck dat blind en dood leydt.
B.
Daar aan sulcke die 't verstaan.
A.
Hier en digten wy maar sangen.Ga naar margenoot68
B.
Daar geeft 't herte lied op lied.
A.
70[regelnummer]
Hier ons Heyl is in 't verlangen.
B.
Daar in 't geene men geniet.
Daar in 't geene men geniet.
| |
IX.A.
Hier wy voegen hand aen handen
En wy stutten die vertraagt.Ga naar margenoot74
B.
75[regelnummer]
Daar is Jesus aller band/ en
Aller stutt:(dat niemand claagt.Ga naar margenoot76
A.
Daar den top is van genaden.
B.
Hier 't begin van Heerlijckheyd.
A.
Hier wy loven vroeg en spade.Ga naar margenoot79
B.
80[regelnummer]
Daar in Salige eewicheyd.
Daar in in Salige eewicheyd.
Genade en heerlijckheyd. Lied in dialoogvorm waarin de vreugde van het geestelijke leven op aarde wordt beschouwd als een voorstadium van de vreugde in de hemel. Evenals in tekst 61 is in dit gedicht sprake van een tegenstelling. Stond in de vorige tekst het verschil tussen het leven van een christen en dat van een wereldling centraal, in deze tekst vergelijkt de dichter de voorsmaken van het hemelse leven met de heerlijkheid van dat hemelse leven zelf. In de tekst worden de vergelijkingen steeds gemarkeerd door de woorden hier en daar. Weliswaar ervaart de christen het leven op aarde als vreugdevol, maar het mist het karakter van het volmaakte en vooral van het eeuwig durende. De kernwoorden in de titel duiden daarom op de twee staten in het leven van een christen: het genadeleven op aarde en het volmaakte leven in de hemel. Het lied is geschreven in de vorm van een tweespraak, een dichtvorm die L. wel meer hanteert. Soms verlevendigt deze de tekst (zie bijv. tekst 67). Hier echter is deze vorm functioneel, omdat het verschil tussen het leven op aarde en in de hemel wordt onderstreept, vgl. bijv. r. 23, 24, 41, 43, 64, 65).
Lit.: Trimp (1), 20, 76; De Vrijer (2), 76; Stronks (2), 138. |
|