Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
55
| |
II.
Stille Jesu! die de barenGa naar margenoot11-14Ga naar margenoot11
Van uw wil op den grondGa naar margenoot11-14
Van uws Vaders wil bedaren/Ga naar margenoot11-14
En stil doen leggen cond.Ga naar margenoot11-14
15[regelnummer]
Wanneer sal mijn togt en wilGa naar margenoot15
Eens in d' uw versincken stil?Ga naar margenoot16
Heyligt my// Heyligt my:
Ick moet Jesu, sijn als Gy.
Heyligt my// Heyligt my:
20[regelnummer]
Ick moet stille sijn als Gy.Ga naar margenoot20
| |
III.
Wack're Jesu! vol van sorgenGa naar margenoot21
En arbeyd sonder maat/Ga naar margenoot22
Besig van den vroegen morgen/
Tot aan den avond laat:Ga naar margenoot24
25[regelnummer]
's Daags voor spijs met werck beset/
's Nagts voor 't bedden in 't gebed.Ga naar margenoot26
Heyligt my// Heyligt my/
Ick moet Jesu, sijn als Gy.
Heyligt my// Heyligt my/
30[regelnummer]
Ick moet wacker sijn als Gy.Ga naar margenoot30
| |
[pagina 259]
| |
[pagina 260]
| |
IV.
Goeden Jesu! altijd mindlijckGa naar margenoot31
In liefelijck gelaat:Ga naar margenoot32
Nevens vriend en vyand vrindlijck/Ga naar margenoot33
Een yders hulp en raad:
35[regelnummer]
Ah! waar ick als gy: een troost
Aller in haar hulpeloost!Ga naar margenoot36
Heyligt my// Heyligt my:
Ick moet Jesu, sijn als Gy.
Heyligt my// Heyligt my:
40[regelnummer]
Ick moet minlijk sijn als Gy.
| |
V.
Sagte Jesu! die sagtmoedigGa naar margenoot41
Het aller-scharpste leet
Wraackloos cond vergeven goedig/Ga naar margenoot43
Ja sonder toornen leed;Ga naar margenoot44
45[regelnummer]
Maar in yver cond vergaanGa naar margenoot45
Wierd uw Vader smaad gedaan:Ga naar margenoot46
Heyligt my// Heyligt my:
Ick moet Jesu, sijn als Gy.
Heyligt my// Heyligt my:
50[regelnummer]
Ick moet sagte sijn als Gy.Ga naar margenoot50
| |
VI.
Nedrig' Heyland! weerdig t' eeren:
Die aller menschen loff
Seer ootmoedig cond ontberen:Ga naar margenoot53
En so des hoogmoeds stoff
55[regelnummer]
Wickte/ dat het oordeel claarGa naar margenoot55
Altijd stond in d' evenaar.Ga naar margenoot56
Heyligt my// Heyligt my:
Ick moet Iesu, sijn als Gy.
Heyligt my// Heyligt my:
60[regelnummer]
Ick moet Nedrig sijn als Gy.
| |
[pagina 261]
| |
VII.
Suyv're Iesu! die de driftenGa naar margenoot61
Van 't lichaam tomen cond/Ga naar margenoot62
En het cuysch van 't oncuysch siftenGa naar margenoot63
Met hert/ en oog/ en mond:
65[regelnummer]
All uw leden hielt gy net/Ga naar margenoot65
All uw dencken onbesmet.
Heyligt my// Heyligt my:
Ick moet Iesu, sijn als Gy.
Heyligt my// Heyligt my:
70[regelnummer]
Ick moet Suyver sijn als Gy.
| |
VIII.
Mat'ge Iesu! dien de redeGa naar margenoot71
De spijs en dranck toe mat;
Dertel noyt in leckerheden/Ga naar margenoot73
Noyt vol/ of over-sat:Ga naar margenoot74
75[regelnummer]
's Hemels wil te doen hielt gyGa naar margenoot75-76
Voor uw spijs en leckerny.Ga naar margenoot75-76
Heyligt my// Heyligt my:
Ick moet Iesu, sijn als Gy.
Heyligt my// Heyligt my:
80[regelnummer]
Ick moet Matig sijn als Gy.
| |
IX.
Heyl'ge Iesu! druckt uw ledenGa naar margenoot81-82Ga naar margenoot81
Ten leven op de mijn';Ga naar margenoot81-82
Doet mijn voet als d' uwe treden/
Mijn oog als 't uwe sijn/
85[regelnummer]
Boven al maackt dat mijn hert
Als het uw regt vierig wert.Ga naar margenoot86
Heyligt my// Heyligt my!
Ick moet Iesu, sijn als Gy.
Heyligt my// Heyligt my!
90[regelnummer]
Ick moet Heylig sijn als Gy.Ga naar margenoot90
| |
[pagina 262]
| |
Jesus voorbeeld. Lied over Jezus als voorbeeld tot levensheiliging. Kenmerkend voor deze tekst is het verlangen van de dichter naar heiligmaking. L. vult de bijbelse notie dat Jezus' leven het voorbeeld is voor Zijn kinderen (vgl. 1 Petr. 2:21) concreet in. De eerste en de laatste strofe vatten Jezus' leven samen onder het woord ‘heiligheid’; de tussenliggende strofen belichten aspecten daarvan, zoals stilheid, matigheid en zuiverheid. Het benadrukken van de levensheiliging en de bevestiging van het geloof door de vruchten zijn karakteristieke aspecten van de Nadere Reformatie. Het illustreert de accentsverschuiving t.o.v. de Reformatie, waar de rechtvaardiging door het geloof sterk benadrukt werd, vgl. Trimp (3), 20, 21, 189, 190. Elke strofe van het gedicht vertoont dezelfde opbouw. In de eerste zes regels (met het rijmschema ababcc) wordt Jezus met een kwalificerend adjectief aangesproken. De laatste vier regels (met slagrijm) vormen in elke strofe een vrijwel identiek refrein. De inhoud ervan - een gebed om levensheiliging - is tevens het thema van de gehele tekst. Met tekst 56 is dit lied L.'s bekendste gedicht. In verschillende kerkelijke liedboeken kreeg het - sterk gewijzigd - een plaats. Ook werd het vertaald in het Duits.
Lit.: Bronsveld, 32-37 (T); Proost, 117-118; Van Es, 353; Buijnsters, 74-77 (T); Trimp (1), 20-21; Trimp (3), 189; Zwaan, 87-88; Evang. Gez., nr. 62; Bennink Janssonius, 108, 187, 280, 286; Chr. Liederen II, nr. 34; Chr. Gez., nr. 78; Max Goebel, Bd II, 164f; Bronsveld, 258, 259; K.F. Proost, 174; De Vrijer (2), 160-161 (T, 3 str.); De Boer, 139; Bregman, 54-56; Uit Sions zalen, 170-171 (T, 4 str.); Post, 24-27; Stronks (2), 127; Van Strien/Stronks, 208-211. |
|