Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |
54
| |
II.Wel schrick'lijck is der Groten haatGa naar margenoot6
En toornicheyd:
Maar die nu hoog verheven staat
Vaak mergen onder leyt.Ga naar margenoot9
10[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
III.Ons Vader stuyrt de herten wisGa naar margenoot11
En na 't ons dient:Ga naar margenoot12
Die heden ons een vyand is
Is mergen ons een vriend.
15[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
IV.En alsmen ons om Jesum haat/Ga naar margenoot16
Wat can 't ons doen?
Of niet/ of dat maar 't lichaam schaadtGa naar margenoot18
Het schrapsel van ons schoen.Ga naar margenoot19
20[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
V.Ick vlie met ernst der menschen smaat
En spotterny:
En 's werelds schimp/ uyt Jesus haat/Ga naar margenoot23
Is Hemels lof voor my.Ga naar margenoot24
25[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
[pagina 246]
| |
VI.Ick schrick voor 's werelds dreygement
Als 't fellijck bromt:Ga naar margenoot27
En siet den Dreyger crijgt sijn endGa naar margenoot28
Al eer 't gedreygde comt.Ga naar margenoot29
30[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
VII.En of 't gedreygde waarlijck quamGa naar margenoot31
En ons al vroegGa naar margenoot32
Ons have/ en goed/ en al benam/Ga naar margenoot33
't Genoege is ons genoeg.Ga naar margenoot34
35[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
VIII.En raken w'al ons vrienden quijt:
Als yder wijckt/Ga naar margenoot37
Den Hemel/ ons ten vriend/ en lijdtGa naar margenoot38
Niet dat ons hert beswijckt.
40[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
[pagina 247]
| |
IX.En ofmen ons dit leven al
Benam met pijn:Ga naar margenoot42
Dit leven is maar wind; en salGa naar margenoot43
Ons Jesus 't leven sijn.
45[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
I. RUSTE. | |
X.
Belooft de werld ons bergen van
Geloutert goud;
Om ons tot quaad te tergen; danGa naar margenoot48
Wy weygeren even stout.Ga naar margenoot49
50[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XI.De werld is van beloften rijck
Maar niet van gift:Ga naar margenoot52
Die daar opwagted creeg maar slijck
En boud' sich op een drift.Ga naar margenoot54
55[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XII.Men wagt des menschen gunst ten loonGa naar margenoot56
En crijgt sijn haat:
Vaack wagtmen op een Conings croon
En crijgt een beed'laars staat.Ga naar margenoot59
60[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XIII.Den armen wroeter slaaft en swoegt,Ga naar margenoot61
Om weynig dreck:
En heeft hy lang gedraaft/ geploegt/
Is't eynd nog wel gebreck.
65[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XIV.En crijgt hy dat hy soeckt/ wat heeft/
Wat heeft hy dan?
Wat overvloeds: en niemand leeft/Ga naar margenoot68-69
En niemand leeft daar van.Ga naar margenoot68-69
70[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
[pagina 248]
| |
XV.Den slaafschen vleyer stuypt/ en dientGa naar margenoot71
Om weynig Staats:Ga naar margenoot72
En eer hy 't vast heeft/ sterft sijn vriend/Ga naar margenoot73
Sijn vyand comt in plaats.Ga naar margenoot74
75[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XVI.En heeft hy lang door diensten swaar
Sijn siel vermoort:
Den laatsten dienst dunckt ondienst/ daarGa naar margenoot78
Is Heffer-vriend verstoort.Ga naar margenoot79
80[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XVII.En comt men al in staat en eer
Ten hoogsten top:
Een wenck/ een wind werpt ons ter neer/Ga naar margenoot83
Een ander climt' er op.
85[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XVIII.Dat groot en cleyn sig voor u buygt
Is rots nog helm:Ga naar margenoot87
Die desen dag Gesegend juygt/
Roept mergen Cruyst dien schelm.
90[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XIX.En blijftmen al in HeerlijckheydGa naar margenoot91
Wat heeft men dan?
Godt wagt uw dienst in moeyelijckheyd/Ga naar margenoot93
En rekening daar van.Ga naar margenoot94
95[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
2. RUSTE. | |
XX.De pragt van dwase cierlijckheydGa naar margenoot96
In schijn van kuys/Ga naar margenoot97
Betovert ons nieuws-giericheydGa naar margenoot98
Met kleed'ren/ hoff/ en huys.Ga naar margenoot99
100[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
[pagina 249]
| |
XXI.O! al te yd'len cledren pragt!
Daar 't al op praalt/Ga naar margenoot102
Door sonden eerst ter werld gebragt/Ga naar margenoot103-104
Van beesten eerst gehaalt!Ga naar margenoot103-104
105[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXII.Der eerster wederspannicheydGa naar margenoot106
Ontnam ons gansch
D'onnoosle vrees- en schaamt-loosheyd/Ga naar margenoot108
En gaf ons desen glansch.Ga naar margenoot109
110[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXIII.En dat (o yd'len mensch) uw geestGa naar margenoot111-112
Nu heft in pragtGa naar margenoot111-112
Is dexsel van een lam geweest/Ga naar margenoot113
Of spon een worm veragt.Ga naar margenoot114
115[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXIV.Uw hair-bosch die u dus verciertGa naar margenoot116
Is 's lichaams dreck:Ga naar margenoot117
Ist niet wel Heerlijck dat die swiertGa naar margenoot118-119
Op borst en over neck?Ga naar margenoot118-119
120[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXV.So gy uw borst en rug ontdeckt/Ga naar margenoot121
't Is dertelheyd.Ga naar margenoot122
Hervormt gy 't aangesigt/ gy wecktGa naar margenoot123
Uws Scheppers toornicheyd.
125[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXVI.Den Hof die u den geest vermaacktGa naar margenoot126
Is slijck en aard:
Ick ly dat die uw sorg wat staackt/Ga naar margenoot128
Maar 't is uw hert niet waard.
130[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
[pagina 250]
| |
XXVII.Dat bloemtje dat nu cierlijck groeyt
En mergen daalt/Ga naar margenoot132
Leert d'ydelheyd van al wat bloeyt/
En daarmen dus op praalt.Ga naar margenoot134
135[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXVIII.Dien boom die vaack den hardsten storm
Verduyren cond/
Staat nu gecnaagt van rat of worm/Ga naar margenoot138
Verrot tot aan de grond.
140[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXIX.Gy sayde saat van medicijn/
Of smaacklijck cruyd:Ga naar margenoot142
En siet! dat op-comt is fenijn/Ga naar margenoot143
En oncruyd datter spruyt:Ga naar margenoot144
145[regelnummer]
Siet! siet! Wereld en al is niet.
| |
XXX.En spruyter eens het beste cruyd
Dat ymand weet:
De molle wroet de wortlen uyt/
De sleck of worm het eet.Ga naar margenoot149
150[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
3. RUSTE. | |
XXXI.Bouwt vry uw Huysen HerelijckGa naar margenoot151
Als Kercken hoog:
Nog is het maar gebacken slijck/Ga naar margenoot153
En niet dan schoon voor 't oog.Ga naar margenoot154
155[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXXII.Vercier met pragt van schildery
Uw ruyme saal:
't Is niet dan verf/ en maar Copy
Van 't ydle principaal.Ga naar margenoot159
160[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
[pagina 251]
| |
XXXIII.Uw glansch van glas of porceleyn
En is maar glansch/Ga naar margenoot162
Beproeft het met een stootje cleyn/
Daar legt syn luyster gansch.Ga naar margenoot164
165[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXXIV.De bose lust van Leckerny.Ga naar margenoot166
Dat cort vermaack
Maackt ons door enckle toveryGa naar margenoot168
Tot slaven van de smaack.
170[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXXV.De spijs en dranck/ die in haar maatGa naar margenoot171
Ons cragt soud sijn
Werd door Misbruyck en overdaad
Verandert in fenijn.
175[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXXVI.En laes! wat baat den dertlen mond
Een vrolijck uyr?
't Vermaack is van een corten stond/
Den wroeg van eeuw'gen duyr.Ga naar margenoot179
180[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXXVII.Fy! lusten van nog vuyler stanckGa naar margenoot181
Af-schuwelijck!
Uw naam is selve met haar clanckGa naar margenoot183
Ons sielen schadelijck.
185[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XXXVIII.Het Herelijcke Menschen-schoon
Door so een driftGa naar margenoot187
Misbruyckt/ werdt onse siel (ten loon)Ga naar margenoot188
Tot yselijck vergift.Ga naar margenoot189
190[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
[pagina 252]
| |
XXXIX.Men noemt het soete Menschen-min,
'T is Menschen-haat/
Die boven al den regten sinGa naar margenoot193
Van suyvre liefde schaadt.
195[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XL.Ey! noemt het liever Menschen-schrick/Ga naar margenoot196
Der Hellen vuyr:
Wiens lust is voor een ogenblick/Ga naar margenoot198-199
En wroeg van eeuw'gen duyr.Ga naar margenoot198-199
200[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XLI.Siet! dus is 's werelds schat/ en praalGa naar margenoot201
En Heerlijckheyd/
En Vreugd/ en lusten altemaal
Maar enckel ydelheyd.
205[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
IV. RUSTE | |
XLII.Den wijden omtreck van de ziel
Is veel te groot;
Al hadden wy 't al dat ons beviel/
Nog hebben we veel van nood.Ga naar margenoot209
210[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XLIII.De siel/ dat edele schepsel/ canGa naar margenoot211
Nog altijd meer
Begeren: wat is 't eyndige dan
Voor 't eyndelose begeer?
215[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XLIV.Biedt gunst/ en goed/ en Heerlijckheyd/
En lusten oock:
Aan 't herte dat verslegen leyt/Ga naar margenoot218
't Is niet dan enckel roock.Ga naar margenoot219
220[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
[pagina 253]
| |
XLV.En niets can ons verquicken, daar
Het herte creunt.
De wereld niet het herte; maar
Het hert de wereld steunt.
225[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XLVI.De wereld maackt geen regte vreugdGa naar margenoot226
Wil 't hert niet mee:Ga naar margenoot227
Het hert can sijn/ en is verheugd
Al schaft de werld maar wee.Ga naar margenoot229
230[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XLVII.Dat eens de wereld al haar cragt
Ging spannen t' saam/
En brack het minste cortsje de magt/Ga naar margenoot233
Ick roemde des werelds naam.
235[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XLVIII.Deed eens de werld met al haar goed
My slapen sagt/
Of gaf my lust tot spijse soet/
Ick roemde des werelds magt.
240[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
XLIX.En heeft de werld niet so veel nut
Voor 't lichaam veyl/Ga naar margenoot242
Hoe soud hy dan den siel ten stutGa naar margenoot243
Verschaffen een eeuwig heyl?
245[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
L.Oh! als dat edele schepsel swijmt/Ga naar margenoot246
(En wis het sal)
Wat heeft de wereld dog dat rijmtGa naar margenoot248
Ten steunsel voor dien val?Ga naar margenoot249
250[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
V. RUSTE. | |
[pagina 254]
| |
LI.En hebb' de wereld al goeds genoegGa naar margenoot251
Voor al ons lust?
Het goede maackt sig vleugelen vroeg/Ga naar margenoot253-254
Of 't leve werd ons gebluscht.Ga naar margenoot253-254
255[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
LII.Een dief/ een vonck/ een crijg berooftGa naar margenoot256
Van haave en Land.Ga naar margenoot257
Een pijn/ een sieckt/ een droefheyd dooft
En helpt uw lust aan kant.Ga naar margenoot259
260[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
LIII.Een pier/ een sleck/ een rups uw hoff
Verwelcken doet.
Een schendige tong uw eer uw loffGa naar margenoot263
Vertrappelt met de voet.
265[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
LIV.Een woord/ een wenck/ een waan uw vriendGa naar margenoot266
Ten vyand maackt.
Een spijtige/ nijdige/ mis-gediend/Ga naar margenoot268-269
Uw climmen in Hoogheyd staackt.Ga naar margenoot268-269
270[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
LV.En alles blijve/ nog blijft gy niet/Ga naar margenoot271
Maar dese nagtGa naar margenoot272-273
Werd u de siele ont-eyscht, en vliedtGa naar margenoot272-273
Uw goed/ uw eer/ uw pragt.
275[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
LVI.Dan leng' de Wereld met al haar goedGa naar margenoot276
Uw leven een uyr:
Dan make de wereld uw sterven soet/
En geve de lusten een duyr.Ga naar margenoot279
280[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
[pagina 255]
| |
LVII.Laat dan uw vrienden uw voorspraack sijn
Voor 't eeuwige Regt/Ga naar margenoot282
Daar Aansien niet en is dan schijn/Ga naar margenoot283
Den Heer is als den Knegt:
285[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
| |
LVIII.Uw Hoogheyd were dien Regter af:
Uw geld/ uw Goed/
Uw Rust/ uw Lust/ versagte de straf
En koele der Hellen gloed.
290[regelnummer]
Siet! siet! wereld en al is niet.
VI. Ruste. | |
LIX.'t Is lang genoeg gesonge van Niet.
Waar is het Al?Ga naar margenoot292
Dat als het gantsche Schepsel vliedt/Ga naar margenoot293
Mijn siel hoedt voor dien val/
295[regelnummer]
't All! 't All! dat me genoegen sal?Ga naar margenoot295
| |
LX.Die 't Schepsel eens sijn wesen gaf/Ga naar margenoot296
Der schepselen Heer,
Die 't Schepsel maackt ter schepselen staf/Ga naar margenoot298
Die is en niemand meer
300[regelnummer]
't Al, 't Al, dat me genoegen sal!
| |
LXI.Die aller Schepselen Heerlijckheyd
In sig bevat/
Is al mijn Vreugd, mijn Soeticheyd,Ga naar margenoot303
Is al mijn Eer, mijn Schat,
305[regelnummer]
Is Al, is Al, dat me genoegen sal.
| |
LXII.Die 't Schepsel al sijn cragten geeftGa naar margenoot306
Is Al, is Al;
Want dat Hy geeft/ Hy hoger heeftGa naar margenoot308-309Ga naar margenoot308
En aan my wercken sal.Ga naar margenoot308-309
310[regelnummer]
Is Al, is Al, dat me genoegen sal.
| |
[pagina 256]
| |
LXIII.Die 't Schepsel onderhoudt, en voedt/
Is Al, is Al:
Die 't Schepsel werckt/ en wercken doetGa naar margenoot313
Als 't Heyl beschicken sal/Ga naar margenoot314
315[regelnummer]
Is Al, is Al dat me genoegen sal.
| |
LXIV.Die aller menschen (laag of hoogGa naar margenoot316
In magt en Staat)
Die oyd der menschen herten boogGa naar margenoot318
En neygde tot gunst of haat/
320[regelnummer]
Is Al, is Al, dat me genoegen sal.
| |
LXV.Door wien de spijs my sterckt en voedt/
Den dranck my lescht/
Die my mijn cleedren warmen doet/Ga naar margenoot323
Is boven Al Het Best.
325[regelnummer]
Is Al, is Al, dat me genoegen sal.
| |
LXVI.Die selv een Heer is van mijn hert,
(Is Al, is Al,)
En dwingt het tot genoegen of smert/
In weynig/ in veel/ in all'/Ga naar margenoot329
330[regelnummer]
Is Al, is Al, dat me genoegen sal.
| |
LXVII.Die my sijn Soon ten spijse geeftGa naar margenoot331-334
(Is Al, is Al,)Ga naar margenoot331-334
En met sijn Bloed/ dat eeuwig leeft/Ga naar margenoot331-334
My eeuwig lesschen sal/Ga naar margenoot331-334
335[regelnummer]
Is Al, is Al, dat me genoegen sal.
| |
LXVIII.Mijn Siele stellet u dan ter neer/
Hier is het Al:
Mijn Siel/ en laat uw lust u niet meerGa naar margenoot338
Vervoeren/ hier is het Al
340[regelnummer]
Het Al, het Al, dat u genoegen sal.
Slagt-maant 1564.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 257]
| |
Niet en Al. Lied over de ijdelheid van de wereld en de algenoegzaamheid van God. Zoals al blijkt uit de treffende overeenkomst tussen de titels, vertoont deze tekst in thematisch opzicht een nauwe verwantschap met tekst 51. De distantie ten opzichte van ijdele, wereldse genoegens wordt met gebruikmaking van dezelfde motieven en in ongeveer gelijke bewoordingen tot uitdrukking gebracht. Vooral door de steeds herhaalde slotregel van elke strofe Siet! siet! Wereld (wereld) en al is niet is dit lied bijna spreekwoordelijk geworden voor de wijze waarop L. afziet van ijdel, werelds vermaak en hij al zijn genoegen wil vinden in de omgang met God. In zijn streven naar levensheiliging brengt de dichter de noodzaak naar voren dat de christen een niet is en dat hij het aardse als niets acht. Het is L.'s overtuiging dat de lusten van het lichaam en het genot van aardse goederen maar al te snel aftrekken van God. Niet alleen door deze gedachte, maar ook door de woordkeus toont L. zijn verwantschap met mystieke literatuur. Zo is het opvallend dat de dichter meermalen het woord niet substantiveert. Wellicht mede door de invloed die L.'s dichtbundel heeft uitgeoefend, is dit een kenmerkend woord in de tale Kanaäns geworden, vgl. Trimp (3), 125. Naar aanleiding van de inhoud van dit gedicht vraagt Trimp (3), 204 of L. niet is afgeweken van het gedachtengoed van Calvijn, die een zeker vermaak in het geschapene legitiem achtte. Het is waar dat men bij L. zelden uitspraken aantreft die blijk geven van genieting van het door God geschapene. De houding van de distantie overheerst. Een belangrijke vraag is in dit verband of hij de materie en het genieten ervan als zondig beschouwt. In deze tekst en ook in andere blijkt, dat dit bij L. niet het geval is. Wel stelt hij duidelijk dat het hart moet heersen over de wereld en de wereld niet over het hart (r. 223-224). Het genot van het aardse moet men slechts als zondig beschouwen, wanneer men zich er zó door in beslag laat nemen dat het genieten een doel op zichzelf wordt. Deze zienswijze staat dicht bij Calvijns visie op de levenswijze van een christen in Institutie III, 6-8. Ook daar staan de zelfverloochening, het ‘verachten’ van het aardse leven en het overdenken van het toekomstige eeuwige leven centraal. Calvijn evenwel benaderde de tegenstelling tussen het aardse en het geestelijke evenwichtiger dan L. Het oordeel in literaire zin over deze tekst is veelal negatief. Een lied van 68 strofen is te lang. Hetzelfde motief wordt in geringe variatie herhaald en uitgesponnen, waardoor de nodige samenhang ontbreekt. Er zit evenwel structuur in de tekst. Gescheiden door de aangegeven ‘rusten’ wijst L. de ijdelheid van materiële welvaart, eer- en staatzucht, pracht en praal, overdaad in eten en tenslotte seksuele genoegens aan, waarna in strofe XLI een samenvatting volgt. In de strofen XLII-LVIII mediteert L. over de ongenoegzaamheid van de wereld om lichaam en ziel te redden. Vanaf strofe LIX geeft hij aan op welke wijze God voor hem het ‘Al’ is.
Lit.: Buijnsters, 15; De Merode, 88-89 (T, str. 42-50); Van der Plas, 134-135 (T, str. 42-50); Onstenk (1), 206; Trimp (1), 14-15, 24, 79, 118; Trimp (2), 514 (noot); Trimp (3), 93, 168, 204; Gorter (1), 156-157; De Vrijer (1), 70; De Vrijer (2), 131 (T, 3 str.); Vorster, 125 (3 str.); Beversluis, 23-26 (T, 17 str.); IJzerworst, 15-37 (T, 66 str.); Graafland (2), 107. |
|