VII.
Winterm. 1661.Ga naar margenoot+
Wtbreyding van den 146. Psalm. Vrije bewerking van een der laatste lofliederen in het Boek der Psalmen, waarin tegenover de onbetrouwbaarheid der wereldse groten de trouw van de God van Jakob wordt geroemd, een trouw die in barmhartigheid jegens mensen in moeite en zorg gestalte krijgt. Wat opvalt in de vormgeving is de rijkdom aan rijm. In de structuur van de strofe (abab/ccb) zijn twee delen te onderscheiden, die door het b-rijm verbonden zijn. Juist in die regels hanteert L. ongewone dubbelrijmen (str. II, III, V en VII). Iets maniëristisch is er ook in de gedurfde samentrekking in r. 13 en mogelijk ook in de stijlfiguur in r. 39, als daarin tenminste de drie elementen achtereenvolgens met r. 36, 37 en 38 verbonden mogen worden. De slotregel der strofen heeft door zijn grotere lengte iets rustigconcluderends en vormt zo een terugkerend rustpunt in dit lied van geloofsvertrouwen.
Lit.: Trimp (1), 35.
|
-
margenoot+
- Melodie: De melodie is ontleend aan een Nieu-jaers-Liedt van Claes Jacobs Wits, Stichtelijcke bedenckinghe (...), Enkhuizen 1649, 201, waar als melodie-aanduiding vermeld wordt: ‘O! Mars seer wreed, Al is 't u leed’.
-
margenoot1-7
- Ps. 146:1-2, ‘HALLELUJAH. O mijn ziel, prijs den HEERE. (2) Ik zal den HEERE prijzen in mijn leven, ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.’
-
margenoot1-7
- Ps. 146:1-2, ‘HALLELUJAH. O mijn ziel, prijs den HEERE. (2) Ik zal den HEERE prijzen in mijn leven, ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.’
-
margenoot2
-
pand: bezit; mijn siele: bijst. bij pand
-
margenoot1-7
- Ps. 146:1-2, ‘HALLELUJAH. O mijn ziel, prijs den HEERE. (2) Ik zal den HEERE prijzen in mijn leven, ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.’
-
margenoot1-7
- Ps. 146:1-2, ‘HALLELUJAH. O mijn ziel, prijs den HEERE. (2) Ik zal den HEERE prijzen in mijn leven, ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.’
-
margenoot4
- Laat de wereld achter u (lett. ‘achter de hiel’).
-
margenoot1-7
- Ps. 146:1-2, ‘HALLELUJAH. O mijn ziel, prijs den HEERE. (2) Ik zal den HEERE prijzen in mijn leven, ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.’
-
margenoot5
-
So: als; vleesch: lichaam; uw pulsen gaan: uw polsen kloppen
-
margenoot1-7
- Ps. 146:1-2, ‘HALLELUJAH. O mijn ziel, prijs den HEERE. (2) Ik zal den HEERE prijzen in mijn leven, ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.’
-
margenoot1-7
- Ps. 146:1-2, ‘HALLELUJAH. O mijn ziel, prijs den HEERE. (2) Ik zal den HEERE prijzen in mijn leven, ik zal mijn God psalmzingen, terwijl ik nog ben.’
-
margenoot8-14
- Ps. 146:3-4, ‘Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. (4) Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelven dage vergaan zijn aanslagen.’
-
margenoot8-14
- Ps. 146:3-4, ‘Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. (4) Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelven dage vergaan zijn aanslagen.’
-
margenoot8-14
- Ps. 146:3-4, ‘Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. (4) Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelven dage vergaan zijn aanslagen.’
-
margenoot8-14
- Ps. 146:3-4, ‘Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. (4) Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelven dage vergaan zijn aanslagen.’
-
margenoot11
-
mis-leydt: op de verkeerde weg voert (accent op mis-)
-
margenoot8-14
- Ps. 146:3-4, ‘Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. (4) Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelven dage vergaan zijn aanslagen.’
-
margenoot8-14
- Ps. 146:3-4, ‘Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. (4) Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelven dage vergaan zijn aanslagen.’
-
margenoot8-14
- Ps. 146:3-4, ‘Vertrouwt niet op prinsen, op des mensen kind, bij hetwelk geen heil is. (4) Zijn geest gaat uit, hij keert wederom tot zijn aarde; te dienzelven dage vergaan zijn aanslagen.’
-
margenoot14
-
wis schreyt: zal stellig schreien (met accent op wis)
-
margenoot15-21
- Psalm 146:5, ‘Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE zijn God is;’
-
margenoot15-21
- Psalm 146:5, ‘Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE zijn God is;’
-
margenoot15-21
- Psalm 146:5, ‘Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE zijn God is;’
-
margenoot17
-
Dien: voor wie; Jacobs vrees: de God die Jakob vreesde
-
margenoot15-21
- Psalm 146:5, ‘Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE zijn God is;’
-
margenoot15-21
- Psalm 146:5, ‘Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE zijn God is;’
-
margenoot15-21
- Psalm 146:5, ‘Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE zijn God is;’
-
margenoot15-21
- Psalm 146:5, ‘Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft, wiens verwachting op den HEERE zijn God is;’
-
margenoot22-28
- Ps. 146:6-7, ‘Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid. (7) Die den verdrukten recht doet, Die den hongerigen brood geeft; de HEERE maakt de gevangenen los.’
-
margenoot22-28
- Ps. 146:6-7, ‘Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid. (7) Die den verdrukten recht doet, Die den hongerigen brood geeft; de HEERE maakt de gevangenen los.’
-
margenoot22-28
- Ps. 146:6-7, ‘Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid. (7) Die den verdrukten recht doet, Die den hongerigen brood geeft; de HEERE maakt de gevangenen los.’
-
margenoot22-28
- Ps. 146:6-7, ‘Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid. (7) Die den verdrukten recht doet, Die den hongerigen brood geeft; de HEERE maakt de gevangenen los.’
-
margenoot25
- Zodat er nooit een eeuw was die haar (de trouw) ontbond.
-
margenoot22-28
- Ps. 146:6-7, ‘Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid. (7) Die den verdrukten recht doet, Die den hongerigen brood geeft; de HEERE maakt de gevangenen los.’
-
margenoot22-28
- Ps. 146:6-7, ‘Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid. (7) Die den verdrukten recht doet, Die den hongerigen brood geeft; de HEERE maakt de gevangenen los.’
-
margenoot22-28
- Ps. 146:6-7, ‘Die den hemel en de aarde gemaakt heeft, de zee en al wat in dezelve is; Die trouwe houdt in der eeuwigheid. (7) Die den verdrukten recht doet, Die den hongerigen brood geeft; de HEERE maakt de gevangenen los.’
-
margenoot29-35
- Ps. 146:8, ‘De HEERE opent de ogen der blinden; de HEERE richt de gebogenen op; de HEERE heeft de rechtvaardigen lief.’
-
margenoot29-35
- Ps. 146:8, ‘De HEERE opent de ogen der blinden; de HEERE richt de gebogenen op; de HEERE heeft de rechtvaardigen lief.’
-
margenoot30
-
Der blinden oogen: voor de ogen der blinden
-
margenoot29-35
- Ps. 146:8, ‘De HEERE opent de ogen der blinden; de HEERE richt de gebogenen op; de HEERE heeft de rechtvaardigen lief.’
-
margenoot29-35
- Ps. 146:8, ‘De HEERE opent de ogen der blinden; de HEERE richt de gebogenen op; de HEERE heeft de rechtvaardigen lief.’
-
margenoot29-35
- Ps. 146:8, ‘De HEERE opent de ogen der blinden; de HEERE richt de gebogenen op; de HEERE heeft de rechtvaardigen lief.’
-
margenoot29-35
- Ps. 146:8, ‘De HEERE opent de ogen der blinden; de HEERE richt de gebogenen op; de HEERE heeft de rechtvaardigen lief.’
-
margenoot29-35
- Ps. 146:8, ‘De HEERE opent de ogen der blinden; de HEERE richt de gebogenen op; de HEERE heeft de rechtvaardigen lief.’
-
margenoot36-42
- Ps. 146:9, ‘De HEERE bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om.’
-
margenoot36
- Voorvoegen: voor; in ed. 1676 zetfout: -landscheu i.p.v. -landschen; schoppeling: verschoppeling
-
margenoot36-42
- Ps. 146:9, ‘De HEERE bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om.’
-
margenoot36-42
- Ps. 146:9, ‘De HEERE bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om.’
-
margenoot36-42
- Ps. 146:9, ‘De HEERE bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om.’
-
margenoot36-42
- Ps. 146:9, ‘De HEERE bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om.’
-
margenoot36-42
- Ps. 146:9, ‘De HEERE bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om.’
-
margenoot36-42
- Ps. 146:9, ‘De HEERE bewaart de vreemdelingen; Hij houdt den wees en de weduwe staande; maar der goddelozen weg keert Hij om.’
-
margenoot43-49
- Ps. 146:10, ‘De HEERE zal in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion, is van geslacht tot geslacht. Hallelujah!’
-
margenoot43-49
- Ps. 146:10, ‘De HEERE zal in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion, is van geslacht tot geslacht. Hallelujah!’
-
margenoot43-49
- Ps. 146:10, ‘De HEERE zal in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion, is van geslacht tot geslacht. Hallelujah!’
-
margenoot43-49
- Ps. 146:10, ‘De HEERE zal in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion, is van geslacht tot geslacht. Hallelujah!’
-
margenoot46
-
dit vast Rond: deze hechtgebouwde wereld (accent op vast)
-
margenoot43-49
- Ps. 146:10, ‘De HEERE zal in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion, is van geslacht tot geslacht. Hallelujah!’
-
margenoot43-49
- Ps. 146:10, ‘De HEERE zal in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion, is van geslacht tot geslacht. Hallelujah!’
-
margenoot43-49
- Ps. 146:10, ‘De HEERE zal in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion, is van geslacht tot geslacht. Hallelujah!’
-
margenoot49
-
onfeilbaar vast stond: onwankelbaar was (in zijn trouw)
|