Meditatie over Psalm 42. Lied op een bekende psalm, waarvan het thema, verlangen naar God in een situatie van ballingschap, L. dierbaar was. De dichter volgt de hoofdlijn van de psalm, maar in eigen bewoordingen, die het accent op de geestelijke verlating versterken. Karakteristiek is bijv. het gebed in r. 46, de opwekking aan de ziel in r. 53-56 om ondanks het Godsgemis de blijdschap te koesteren en het slot met de onderscheiding tussen de vreugde van de vervulling en die van de stellige geloofsverwachting. Vgl. hiervoor De Boer, 171, en Trimp (2), 55.
In de eerste strofen springt de concrete voorstelling in het oog. Trimp (1), 74, wijst op de ritmische beweging van het enjamberende vers, dat in deze strofevorm gemakkelijk optreedt, ook op de plaats waar men een ‘natuurlijke’ rust verwacht, in het midden van de strofe (vgl. ook bijv. tekst 26). De stijl kenmerkt zich door de toepassing van de zgn. annominatio, spel met woorden van dezelfde of verwante vorm maar met verschillende betekenis: r. 1 (Hert-hert), r. 10 (Het wildste wild in 't wilde woud) en r. 13 (wat tijt - die tijt). Maniëristisch vernuftig is de verbinding met een notie uit Psalm 50 in str. III: als al het wild voor Gods ogen is, waarom houdt Hij dan Zijn aangezicht verborgen voor het hert dat mijn hart is?
Het lied dateert van zondag 18 september 1659 (oude stijl), uit het vruchtbaarste jaar van L.'s dichterschap (vgl. Trimp (1), 134-135).
Lit.: Trimp (1), 32, 35-36, 74; Trimp (2), 55.
|
-
margenoot+
- Melodie: Zoals bij tekst 50 is aangegeven, is de melodie die van Reveillez vous (belle endormie). Deze melodie wordt in de editie 1681 ook bij tekst 29 vermeld. De melodie is verder o.a. contrafact met die van tekst 26. Als melodieaanduiding wordt Reveillez vous ook aangetroffen bij o.a. Veelderhande liedekens, Emden 1558 en Apolloos snaaren, Amsterdam 1664.
-
margenoot1-8
- Psalm 42:2, ‘Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!’
-
margenoot1-8
- Psalm 42:2, ‘Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!’
-
margenoot1-8
- Psalm 42:2, ‘Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!’
-
margenoot1-8
- Psalm 42:2, ‘Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!’
-
margenoot1-8
- Psalm 42:2, ‘Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!’
-
margenoot1-8
- Psalm 42:2, ‘Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!’
-
margenoot6
-
werelt-honden: jachthonden van de wereld (de wereld, als een koppel jachthonden voorgesteld)
-
margenoot1-8
- Psalm 42:2, ‘Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!’
-
margenoot1-8
- Psalm 42:2, ‘Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!’
-
margenoot9-16
- Psalm 42:3, ‘Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen?’
-
margenoot9
- Vgl. Psalm 50:10, ‘Want al het gedierte des wouds is Mijne; de beesten op duizend bergen.’
-
margenoot9-16
- Psalm 42:3, ‘Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen?’
-
margenoot9-16
- Psalm 42:3, ‘Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen?’
-
margenoot9-16
- Psalm 42:3, ‘Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen?’
-
margenoot12
-
Die: (vul aan:) oogen; dus: aldus; benouwt: bep. bij hert
-
margenoot9-16
- Psalm 42:3, ‘Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen?’
-
margenoot9-16
- Psalm 42:3, ‘Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen?’
-
margenoot9-16
- Psalm 42:3, ‘Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen?’
-
margenoot9-16
- Psalm 42:3, ‘Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan en voor Gods aangezicht verschijnen?’
-
margenoot17-20
- Psalm 42:4, ‘Mijn tranen zijn mij tot spijze dag en nacht, omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?’
-
margenoot17-20
- Psalm 42:4, ‘Mijn tranen zijn mij tot spijze dag en nacht, omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?’
-
margenoot18
-
Seyd (...) spot: als niet de hoogmoedige spottend zei
-
margenoot17-20
- Psalm 42:4, ‘Mijn tranen zijn mij tot spijze dag en nacht, omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?’
-
margenoot17-20
- Psalm 42:4, ‘Mijn tranen zijn mij tot spijze dag en nacht, omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?’
-
margenoot21-28
- Psalm 42:5, ‘Ik gedenk daaraan en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.’
-
margenoot21-28
- Psalm 42:5, ‘Ik gedenk daaraan en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.’
-
margenoot22
- Dat ik de vroegere tijd in herinnering roep.
-
margenoot21-28
- Psalm 42:5, ‘Ik gedenk daaraan en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.’
-
margenoot21-28
- Psalm 42:5, ‘Ik gedenk daaraan en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.’
-
margenoot21-28
- Psalm 42:5, ‘Ik gedenk daaraan en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.’
-
margenoot21-28
- Psalm 42:5, ‘Ik gedenk daaraan en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.’
-
margenoot21-28
- Psalm 42:5, ‘Ik gedenk daaraan en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.’
-
margenoot21-28
- Psalm 42:5, ‘Ik gedenk daaraan en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.’
-
margenoot29-36
- Psalm 42:6, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.’
-
margenoot29-36
- Psalm 42:6, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.’
-
margenoot29-36
- Psalm 42:6, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.’
-
margenoot31
-
Goedicheyts getuygen: tekenen van Gods genade
-
margenoot29-36
- Psalm 42:6, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.’
-
margenoot29-36
- Psalm 42:6, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.’
-
margenoot29-36
- Psalm 42:6, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.’
-
margenoot29-36
- Psalm 42:6, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.’
-
margenoot29-36
- Psalm 42:6, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven voor de verlossingen Zijns aangezichts.’
-
margenoot37-40
- Psalm 42:7-8, ‘O mijn God, mijn ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan en Hermon, uit het klein gebergte. (8) De afgrond roept tot den afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan.’
-
margenoot37-40
- Psalm 42:7-8, ‘O mijn God, mijn ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan en Hermon, uit het klein gebergte. (8) De afgrond roept tot den afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan.’
-
margenoot37-40
- Psalm 42:7-8, ‘O mijn God, mijn ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan en Hermon, uit het klein gebergte. (8) De afgrond roept tot den afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan.’
-
margenoot39
-
watergoten: stortregens (vgl. de kantt. in de Statenvert.)
-
margenoot37-40
- Psalm 42:7-8, ‘O mijn God, mijn ziel buigt zich neder in mij, daarom gedenk ik Uwer uit het land van de Jordaan en Hermon, uit het klein gebergte. (8) De afgrond roept tot den afgrond, bij het gedruis Uwer watergoten; al Uw baren en Uw golven zijn over mij heengegaan.’
-
margenoot41-44
- Psalm 42:9, ‘Maar de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God mijns levens.’
-
margenoot41-44
- Psalm 42:9, ‘Maar de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God mijns levens.’
-
margenoot41-44
- Psalm 42:9, ‘Maar de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God mijns levens.’
-
margenoot41-44
- Psalm 42:9, ‘Maar de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God mijns levens.’
-
margenoot45-48
- Psalm 42:10, ‘Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots, waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart vanwege des vijands onderdrukking?’
-
margenoot45-48
- Psalm 42:10, ‘Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots, waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart vanwege des vijands onderdrukking?’
-
margenoot45-48
- Psalm 42:10, ‘Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots, waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart vanwege des vijands onderdrukking?’
-
margenoot47
-
die (...) scheen: die zich trotser voordeed dan wie ook
-
margenoot45-48
- Psalm 42:10, ‘Ik zal zeggen tot God: Mijn Steenrots, waarom vergeet Gij mij? Waarom ga ik in het zwart vanwege des vijands onderdrukking?’
-
margenoot49-52
- Psalm 42:11, ‘Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?’
-
margenoot49
-
nog: noch; kalmen: kalm worden (vgl. r. 39-40)
-
margenoot49-52
- Psalm 42:11, ‘Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?’
-
margenoot50
-
maar ongesienst: maar (het is) erg onwaarschijnlijk
-
margenoot49-52
- Psalm 42:11, ‘Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?’
-
margenoot49-52
- Psalm 42:11, ‘Met een doodsteek in mijn beenderen honen mij mijn wederpartijders, als zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?’
-
margenoot53-60
- Psalm 42:12, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.’
-
margenoot53-60
- Psalm 42:12, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.’
-
margenoot54
-
Vertreckt: u verlaat; vertreckt (...) niet: geef (...) niet op
-
margenoot53-60
- Psalm 42:12, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.’
-
margenoot55
- Maar bedenk: ‘Wie laat komt, komt ook’. (zegswijze)
-
margenoot53-60
- Psalm 42:12, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.’
-
margenoot53-60
- Psalm 42:12, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.’
-
margenoot53-60
- Psalm 42:12, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.’
-
margenoot53-60
- Psalm 42:12, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.’
-
margenoot59
- Maar (zoals die bruiloftsgasten) die door het geloof (d.i. in het vertrouwen dat de Bruidegom komen zal) zich van hun bekommernis ontdoen
-
margenoot53-60
- Psalm 42:12, ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God.’
|