Den eersten Psalm uytgebreydet. De eerste van een aantal min of meer vrije psalmbewerkingen. Deze hebben niets te maken met een streven de kerkzang te vernieuwen (Proost, 115), anders zou L. zich aan de woordelijke tekst van de Schrift en aan de prosodie van het Geneefse psalter hebben gebonden. Nu hij voor vrije bewerking kiest, kan de dichter zich allerlei uitbreidingen veroorloven (vgl. Trimp (1), 32-36, die oordeelt dat L. bij Camphuysens psalmbewerkingen achterblijft in kernachtigheid, maar het ‘sentiment’ van de oudtestamentische dichter vaak beter aanvoelt). Zie over L.'s bewerkingen ook Ros (1), 138-142.
Den eersten Psalm uytgebreydet heeft een typische liedvorm, die het tegendeel is van ‘onbeholpen’. De wisselingen in het metrum vloeien voort uit de gekozen melodie, die door L. nauwkeurig wordt gevolgd. In de strofe zijn drie delen te onderscheiden: (1) r. 1-4 met gekruist rijm: abab; (2) r. 5-8 met ‘slagrijm’ gevolgd door een ‘weesregel’: cccd; (3) r. 9-12 met één rijmklank: eeee. In deel (1) zijn louter trochaeïsche regels, in de delen (2) en (3) is de eerste regel trochaeïsch, de rest jambisch. Van Es, 349, spreekt n.a.v. str. IV van de ‘strakke accentvorm der beknopte, afgebeten zinnen, de wisseling in omvang en maatgang der regels, en het felle, sterk-betoonde rijm, drie of viermaal herhaald’, die de plastiek van de beeldspraak versterken.
Trimp (1), 108, verwijst naar r. 47-48 om te demonstreren dat L.'s beeldspraak overwegend traditioneel is en teruggaat op zijn lectuur, speciaal van de Bijbel. Eigen waarneming zou er zelden aan te pas komen. Evenwel wordt zo de voor-romantische letterkunde anachronistisch benaderd. De 17de-eeuwse poëzie werkt niet met allerindividueelste impressies, maar put voor haar beeldtaal uit de rijke klassieke en christelijke traditie. Aanschouwelijkheid is in dat kader een der retorische middelen om de lezer te ‘vangen’.
Dit lied is geschreven in de lijdensweken, op zondag 12 maart 1665, twee weken voor Pasen (oude stijl), mogelijk n.a.v. een gehouden of gehoorde (catechismus) preek.
Lit.: Van Andel, 30-32 (tekst met enige toelichting); Van Es, 349; Ros (1), 139-141; Trimp (1), 35, 108.
|
-
margenoot+
- Melodie: De melodie Un jour m' en alloys seulette is van de Franse componist Grouzy (overl. 1568); deze komt voor in Quinzieme livre de chansons, Parijs 1571. Vgl. Charbon, Catalogus(II), 97; Stronks (1), 417.
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot8
-
pest: krijgt metrisch sterk (expressief) accent; vlien: ontvluchten
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot1-12
- Psalm 1:1, ‘Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in den raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters.’
-
margenoot12
-
heerlijck: hier reeds in beginsel delend in de verheerlijking (voor L. is in de heiligmaking van de zondaar het wezen van de gelukzaligheid gegeven, vgl. Trimp (3), 190-191)
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot13
-
in- en uyt-gegeven: geïnspireerde en geopenbaarde
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot15
-
Geest-driftigen: door de Geest gedrevenen (de bijbelschrijvers)
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot22
-
Sijn slaap en rust: (hendiadys) de rust van zijn slaap
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot13-24
- Psalm 1:2, ‘Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.’
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot32
-
ed'le: voortreffelijke (vgl. ook Hoogl. 4:16)
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot25-36
- Psalm 1:3, ‘Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt; en al wat hij doet, zal wel gelukken.’
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot45
- Hun overleg (is) niets, vgl. Spr. 12:5 en Jes. 30:1
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot47-48
- Vgl. Job. 7:6, ‘Mijn dagen zijn lichter geweest dan een weversspoel.’
-
margenoot37-48
- Psalm 1:4, ‘Alzo zijn de goddelozen niet, maar als het kaf, dat de wind heendrijft.’
-
margenoot47-48
- Vgl. Job. 7:6, ‘Mijn dagen zijn lichter geweest dan een weversspoel.’
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot52
- (De Rechter) die geen mens ooit misleidde of beïnvloedde (bij buigen denkt L. vermoedelijk aan uitdrukkingen als ‘het recht buigen’).
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot56
-
t'sidd'ren: sidderen (de spelling t's geeft de s-klank aan); vervallen: storten neer
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot59
-
in haar Raad: in hun (der vromen) ‘vergadering’
-
margenoot49-60
- Psalm 1:5, ‘Daarom zullen de goddelozen niet bestaan in het gericht, noch de zondaars in de vergadering der rechtvaardigen’.
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot62
- het allesomvattende Godsbestuur, Gods voorzienigheid, vgl. HC Zondag 10
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot66
- Erkent (de wettige positie) van zijn dienaar
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot68
- Zijn daden naar de (eisen van de) dienst aan God verricht
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot61-72
- Psalm 1:6, ‘Want de HEERE kent den weg der rechtvaardigen, maar de weg der goddelozen zal vergaan.’
-
margenoot72
-
maackt Hy heyle-loos: ontneemt Hij het heil, laat Hij ten verderve gaan
|