Uyt-spanningen
(2005)–Jodocus van Lodenstein– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |
21
| |
II.
Gel.
Wanneer sal 't/ Here Jesu/ sijn?
Ies.
Als uwe wille onder mijnn'Ga naar margenoot8
Eens gansch sal sijn gebogen;
10[regelnummer]
Uw lijden/ en uw lijdsaamheydtGa naar margenoot10-12
Haar maat sal hebben na 't beleydtGa naar margenoot10-12
Van 't Vaderlijck medogen:Ga naar margenoot10-12
| |
III.Als 't Gracy-werck van my gestercktGa naar margenoot13
Soo veel en groot in u gewercktGa naar margenoot14
15[regelnummer]
Sal hebben met volherden/Ga naar margenoot15
Dat d'on-verwelckelijcke croonGa naar margenoot16
Op uw hooft tot genaden-loonGa naar margenoot17
Gestelt sal cunnen werden.
29. Maymaant 1659.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 103]
| |
Onse plaats in den hemel, in twee-spraack tusschen Jesum en een geloovige. Lied op de woorden van Christus in Joh. 14:2, ‘In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; anderszins zo zou Ik het u gezegd hebben; Ik ga heen om u plaats te bereiden’; vermoedelijk de tekst van een preek op de zondag na Pinksteren, 29 mei 1659. De dichter vat het ‘plaats bereiden’ in de hemel zo op, dat Jezus, voor Hij wederkomen kan, het werk van de genade in de gelovige voltooid moet hebben. Dat werk omvat totale eenswillendheid met Hem (r. 8-9), lijden om Zijnentwil, overeenkomstig 1 Petrus 4:12-19, met de daarbij behorende lijdzaamheid, naar de mate van Gods raad (r. 10-12), en tenslotte de volharding (r. 13-15), in de lijn van de Dordtse Leerregels V (de volharding der heiligen). Het lied heeft de bij L. geliefde dialoogvorm, die de dichter in het voorjaar van 1659 ten minste nog driemaal toepaste, resp. in de teksten 60 (6 maart), 68 (3 april, Pasen) en 71 (22 mei, Pinksteren). De versificatie is eenvoudig: jambische maat, rijmschema aabccb, waarbij de manlijke regels vier en de vrouwelijke drie accenten hebben. Een veelheid van knappe enjambementen voorkomt monotonie en spanningloosheid en zorgt voor een uiterst vloeiende dictie. Het natuurlijke karakter van de stijl wordt versterkt doordat de antwoorden van Jezus bestaan uit louter bijzinnen, die syntactisch bij de vragen van de gelovige aansluiten, zoals in gewone omgangstaal. De vlotheid van stijl zal, samen met de opmerkelijke beknoptheid, oorzaak zijn dat de tekst in diverse bloemlezingen is opgenomen.
Lit.: Bronsveld, 14-15 (T); Van der Plas, 133-134 (T); Schulte Nordholt (2), 96 (T), De Vrijer (2), 163 (T). |
|